Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 24 april 2013

Wanda

Reeds vroeg kwam ik door Częstochowa nadat ik Piotrków Trybunalski en Radomsko reeds achter mij liet; wie vanuit Warszawa Częstochowa binnenkomt moet het wel opvallen: bij de eerste kruising twee grote palen met een enorme M in krulvorm er op, zowel links als rechts van de weg zo'n kokloos restaurant, en rechts, aan de overkant van de weg, een enorm beeld, een Christusfiguur met uitgestrekte, verwelkomende armen, recht door de weg naar Katowice, rechts af richting Opole en Wrocław, daarachter, rechts achter de kruising, een armoedig uitziende wijk, het voormalige getto.



Het geheel een krankzinnig schouwspel, in de verte de toren van de Zwarte Madonna: Częstochowa bekend als Rooms bedevaartsoord. Maar hoe moest ik die Christusfiguur duiden zo vlak voor het getto, het getto dat ontstond midden in het christendom? Bizar? Sarcastisch? Banaal? Schaamteloos misschien?
En hoe de twee MCD's op de kruising? Hoe zouden de hongerigen uit het getto niet halsreikend hebben uitgezien! Achter een tankstation vond ik een parkeerplek en ik fietste, even, het oude getto in, op zoek naar voor-de-oorlogse huizen, naar portieken met nisjes voor de wetsrollen; alleen enkele oude huizen vond ik, treurende huizen, de muren huilden, het was er stil, een vogel kwetterde; hier hebben kinderen gespeeld, hier zijn kinderen gestorven, bij bosjes, verzonken keerde ik bij het voertuig terug, terug, het rumoer in en verder, in de vaart van het vervoer, op weg naar de laatste klant bij Opole.




Onderweg en onderwijl luisterde ik naar Mozart, maar dit keer was het niet Mozart, maar Wanda die de muziek zo voortreffelijk speelde, Wanda Landowska, trouwens, ook uit Warszawa.
Lubliniec en Ozimek kwam ik door, sinds de laatste keer dat ik hier kwam zijn talloze wegen vernieuwd, de ontwikkeling gaat hier razendsnel. En weer kwam ik ze tegen, nu meer dan eerst, tweetalige plaatsnamen waarvan eentje erg grappig: Dobroszień en daaronder Guttentag.
Het zal rond 1965 zijn geweest toen ik op het Waterlooplein een platenboek kocht van een pianoconcert van Mozart, 78 toeren, ik heb hem nog steeds, vier bakelieten platen voor het hele concert, gespeeld door, juist ja, Wanda Landowska, reeds toen kon ik haar al; van haar levensloop bracht ik mij veel later van op de hoogte.





Opole was er zo uit en vooralsnog was het teruglaadadres in Lubán, niet ver van de Duitse grens, en ik ging op weg er naar toe; eerst via Strzelin, waar het reeds een weinig begon te glooien, naar Łagiewniki; hoog in de lucht ijle bewolking waardoor diverse keren de zon zich een weg baande; een bijzondere lichtval, was het helder? In de verte zag ik hoge bergen, toch vaag, en zelfs hier en daar flink van sneeuw; het was helder, en toch ook weer niet en dát maakte de lichtval zo bijzonder, majesteitelijk, alsof zilverwit vanuit hoge hemelen het nieuwe groen bezong, het groen van de berken, de uitgestrekte velden, de meeste -andere- bomen nog onbeblad, met wit overgoten.
Onderweg vernam ik van gewijzigde plannen: niet Lubán, maar het niet erg ver daar vandaan, in het Duitse Guttau zou worden geladen: de route zou ik echter niet wijzigen; nu niet meer.
Wanda had een niet te versmaden collectie muziekpartituur, alsmede enkele dure instrumenten; net voor de oorlog verruilde ze Warszawa voor Parijs en op het nippertje wist ze via Vichy-frankrijk en Lissabon naar Amerika te ontkomen terwijl haar bezittingen door de Nazi's werden gejat. De Franse overheid sputterde nog wat tegen, maar de dieven weerlegden het protest dat Wanda een Jodin was met Pools paspoort en dus Frankrijk er niets mee te maken had. De waardevolle spullen werden afgevoerd naar Berlijn waar ze aan het eind van de oorlog aan de vernietiging werden prijsgegeven. Overigens niet alles, want jaren na de oorlog dook er zo hier en daar wat van Wanda op. Wanda werd nooit schadeloos gesteld.
Voort reed ik, zo nu en dan weer even het eerste deel dat Wanda zo voortreffelijk speelde, eerst de kalme, zoetzalvende klanken van de violen die later door de piano, door Wanda, worden herhaalt en onderwijl passeerde ik
Dzierzoniów, Swidnica en Bolków en pauseerde een wijle in Jelenia Góra om tot slot langs Lubán richting grens te snorren, alwaar ik een kalme rustplek voor het Dafje en mij vond, vlak voor Gorlitz, aan de Neisse, uitkijkend op het groot Duitse rijk.
Aldus schreef ome Willem.
---