Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 9 april 2013

Het manverschil.

Ver weg, achter lage heuvels en uit inktzwarte wolken rommelt de laatste donder van de overwegend met regen gevulde dag; de dagen verglijden beneden normaal, koud, ja, hagelbuien in de Bugey en soms harde wind; in de eetzaal zit een uiterst ongelijk groepje, groot, klein, zwart, kaal, grijs, al dan niet bebaard; het geeft te denken.

Vroeg, té vroeg reed ik het domaine af, stikdonker, vredig stil, zacht fluisterende druivenstruiken, een prachtige open hemel met een sterrenoneindigheid: het beloofde een mooie, zonnige dag te worden.

Alle mensen in de eetzaal ongelijk, tegenover mij zit een olijkerd zich te goed doen aan wijn, naast de maaltijd vooral veel wijn, met een, vermoedelijk door die wijn, een tot aardbei gedeformeerde donkerrode gok, naast mij een kalende dertiger die louter water drinkt.

Een krappe anderhalf uur rijden naar het losadres, even bezuiden Lyon, bij aankomst donker en zelfs bij vertrek terwijl, toen ik derwaarts weer naar het noorden van Lyon snorde, het in 't noordoosten begon te dagen; de vroegopen hemel was hier, boven Lyon, geheel toegesloten zodat het opkomende morgenlicht de wolken prachtig tekende in duizenden schakeringen grijs benevens een meervoud aan vormen.

Het getuigt van een bijzondere merkwaardige en miskende minderwaardigheid; de stelling dat de mens een dier is, een zoogdier en dat zij een aap als voorouder heeft, gevolg van het waanzinnige gelijkheiddenken, dat alle mensen gelijk zijn, ja, meer nog, dat mensen gelijk zijn aan dieren; het verschil van de mensen in de eetzaal geven daar de minste aanleiding toe.

In Trévoux, net ten noorden van Lyon, kreeg ik er weer mijn eerste adres in waarna ik op weg ging door een uiterst liefelijke landstreek, de Bresse, het gebied tussen de Saône en de Ain, vol met eeuwig zingende meertjes, vol vis en rondscharrelende vogels, idyllische dorpjes en boerenhoeves die in de voortdurende regen een melancholieke sfeer opriepen; Lapeyrouse, Villars les Dombes en Chalemont terwijl langzaam maar zeker het silhouet van de Bugey-bergen aan de overzijde van de Ain zich af begon te tekenen.

Mensen met dieren vergelijken, ja, sterker nog, gelijkschalen als zijnde één van hen, of, nog directer, de individuele mens die zich in zijn existentie en denken verlaagt tot het niveau van het redeloze dier: natuurlijk, er zijn momenten van kenmerkende en duidelijke overeenkomstigheden, maar dat staat nog ver af van de werkelijkheid, dan alleen, dat, indien mensen zich verlagen tot dieren, zij zich menigmaal als beesten gaan gedragen.

Eindelijk, in het dal van de Ain, het eerste, prachtig, frisgroene blad, bomen, volop, in ragfijn groen, elke boom, elke struik weer anders, en elke dag weer anders, even voor Ambèrieu en Bugey stak ik de overvolle Ain over, passeerde laatsgenoemd stadje en tewijl stortbuien regen en hagel mij vergezelden reisde ik door een kilometers lange kloof naar de hoofdstad van de voormalige Savoy-provincie Belley waar bij een adres goederen lagen te wachten om door mij te worden meegenomen naar een elderse bestemming.

Zo vergaat het ook de vrouwen, ja, zelfs is de Europese comissie van zins om het onderscheid tussen dames- en herenfietsen te verbieden, het verbod op de stang van de ooit zo vermaarde herenfiets waardoor plots een einde wordt gemaakt aan het romantische ogenblik, die ene keer dat je, als heer voor het eerst een meisje meenam, voorop, zij de handen knus, op het stuur, kort bij elkaar, en jij, als heer, met de armen, zonder dat je haar raakt, er wijd omheen; het grote verschil tussen man en vrouw.

Ondanks de enorme regen, of misschien juist dankzij, was de reis van Belley terug naar het noorden adembenemend, vermoedelijk zelfs een stuk weg waar ik nooit eerder kwam, een stukje op langs de Rhône, duizenden kleine vogels scheerden over het water, hier en daar een ernstige knobbelzwaan, dan weer een boven mijn hoofd cirkelende adelaar, hoger op de hellingen nog de laatste sneeuw, leuke Jura-dorpjes, Lavour, Anglefort en Billiat en na een goed uur reed ik weer op de oude, vertrouwde, doorgaande -oude- weg Genève-Bourg, langs de Burlandier en niet veel later passeerde ik Nantua waarna ik verder ging over het zogenoemde "geitenpad", maar deze keer bij daglicht.

Natuurlijk, ik ben slechts een eenling, een vrijwel eenling als ik de ronde aarde ontken, zo ook als ik de gelijkheid als fundementalistische religie afwijs; vrouwen verhouden zich tot mannen als mensen tot beesten; als vrouwen zich tot man verlagen worden het kerels, en je moet je maar eens afvragen of we daar nu wel zo blij mee moeten zijn.

Even, even maar brak de zon door, een groot gat in het wolkendek, Arinthod, Orgelet, en dra reed ik op de weg van Lons naar Besançon, kwam aldaar over de Doubs en vervolgde, vervolgde de reis tot aan Vesoul; het regende weer, enorm!

De andere overbuurman draagt zijn haar in een staart, het voorhoofd is kalend, maar toch, en we proberen in het Frans een l' arbe op te zetten. Terwijl de aardbeineus de wereldproblemen in één teug de baas schijnt te zijn, jammert de kale waterdrinker wee over zijn kennelijk onredelijke werkgever terwijl de staart hem, voor zover ik begrijp, van revolutionaire ideeën voorziet. De ongelijkheid treft mij. En dan zijn we nog maar mannen onder elkaar.

Aldus schreef ome Willem.
---