Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 6 maart 2013

Het web

Terwijl de zon zich tussen Steenbok en evenaar bevindt vertrok ik de duistere nacht weer in, het vrijwel verlaten zwarte lint op dat zich uitstrekt van Malmö via Hamburg tot voorbij Füssen; heel Europa ligt inmiddels vol met dergelijke onafzienbare onwaarschijnlijk lange wegen.

Nog was het koud, het vroor en de hele morgen bleef het vriezen, onder mijn afziend oog gleed een deel van het lange zwarte asfaltlint onder mij door en tegen het uitbreken van de ochtendspits en de morgenstond stond ik voor Paal, het eerste adres van de dag, Paal Baugeräte, in Erbach, voorbij Ulm langs de oude weg naar Ravensburg.

De oostelijke horizon begon al roder te kleuren, rood, vermengt met diep, diep paars en zoals altijd bij vorst, een onzichtbaar schimmenlicht dat sereen de overhand heeft; je ziet zo de kou.

Een voertuig stopte, iemand in dikke jas en kleppet stapte uit en ontsloot het hek waardoor ook ik naar binnen kon en al snel kon lossen, dus ook weer spoedig naar een volgens adres reed, nu echter over een van de wegen van het enorm wijdverbreide web van wegen dat ligt geweven over de Schwabische Alpen en het Zwarte Woud, door stadjes en dorpjes die op de vele knopen van het web werden gebouwd, eerst werden gebouwd waarna het web werd geweven.

Een deel ging door het dal van de Donau, Erbach, Ehingen, Riedlingen, Mengen, Meßkirch, Tuttlingen, een stadje waar Gundrun Ensslin haar jeugd doorbracht en tevens een stadje dat bekendheid geniet door zijn grote hoeveelheid medicijnfabrieken, Hüfingen, het dorpje waar de Donau zo ongeveer begint waarna ik het Zwarte Woud in trok, Titisee, over de 1250 meter hoge Feldberg, Todtnau en Schopfheim om nog voor de middag aan te komen in Bad Säckingen aan de Rijn waar ik de tweede klant kwijt kon en waar het eindelijk een beetje sneeuwvrij werd.

Onderweg immers lag er nog genoeg, op de Feldberg was het gewoon druk, overal geparkeerde voertuigen en hellingen vergeven van "naar beneden glijërs", skiërs, en nog steed vorst.

Na de middag kwam ik aan in Waldshut, handelde wat douanewerkzaamheden af en toog het andere land binnen, het andere land met het andere geld, het land dat trots is op zijn eigen indentiteit, een land met nog een echt grens!

En bij Waldshut is dat de Rijn, aan de overzijde Koblenz, het kleine zusje van de verder stroomafwaarts gelegen geboortestad van Valèry Giscard; ik reed binnen het voelt altijd weer als een bevrijding. Een gebied in te rijden waar de enorme regeldruk uit Brussel nauwelijks meer wordt gevoelt: Regensdorf, boven Zürich, had ik mijn eerste én laatste Zwitserse klant; daarna reisde ik in westelijke richting.

De zon, die ondanks de koude de hele morgen vorstelijk de vorst bescheen, en ook in de middag zich langs de Rijn zich niet onbetuigt had gelaten waardoor daar de temperatuur tot bijna tien graden opliep, werd langzaam maar zeker bedwelmd door een lichte nevel. Vlak voor Bern, waar ik het voor gezien hield, was er weinig meer van over en al spoedig donkerde het.

Hier, in het andere land, rijden ze nooit in de nacht, de wegreuzen. Voor het hele "andere" land geld: geen vrachtverkeer tussen 22.00 en 5.00 uur op de weg, een beter verbod is nauwelijks denkbaar.

Het Zwitserse web ligt er daarom in de nacht altijd rustig en vredig bij, met hier en daar wat kleine vliegen die dan ongestoord het web. bevolken, onbevangen voor grote dikke kruisspinnen die dromerig als slapende olifanten bij elkaar staan. Te wachten op wat licht.

Aldus schreef ome Willem.
---