Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 13 februari 2013

De nietvaart.

Ze lijkt langzaam tot stilstand te komen, alsof ik terug rijd, vooruit vervlogen tijden in, hoe lang gaat dit nog door zo? Hoe lang lijden nog voordat leiders als misleiders door de mand vallen? Ook vandaag is de hemel grijs en ze lijkt grijzer dan ooit.

Een oude klant, Ham, de eerste waar ik vroeg in de morgen het eerste deel van de lading kwijt raakte, met de bebaarde, en tegenwoordig ook bebrilde, voorman vluchtig wat oude herinneringen ophalen die we samen hadden, hier, in het wat mysterieuze noorden van Frankrijk, een enorm glooiend terrein waar veel reizigers, op weg van en naar Parijs, blindelinks doorheen knallen zonder op haar schoonheid te letten omdat het nu eenmaal bekend staat als saai en ongezellig waardoor de streek onbekend blijft.

Picardië, het heeft zelfs haar eigen taal, een taal die zich uitstrekt, globaal, tussen het zuiden van België tot aan Le Havre aan toe. Na het lossen ging ik verder, onder het grijze uitspansel door dat zo nu en dan, bijna treiterend, met natte sneeuwbuien op de proppen kwam terwijl ik erg veel dorpjes passeerde waarvan de meeste namen mij meteen weer ontschoten. Immers, het barst hier van kleine, onbekende en soms desolate plaatsjes met onuitsprekelijke namen; de weg slingerde zich langs de oude, roestige suikerfabriek van Eppeville, Nestlé, een iets groter dorpje waar een enorme voedselfabriek staat: Douzy, hoofdzakelijk groenteconserven en het aan de snelweg gelegen Roye.

Via een viaduct passeerde ik diagonaal de snelweg, ik tuurde naar links en rechts het enorme lange stuk asfalt af, de weg lag er onheilspellend bij, voornamelijk omdat ze vrijwel leeg was; steeds minder goederen blijken te worden vervoerd en een nieuwe, ragfijne sneeuwbui teisterde de voorruit, op weg naar Montdidier, koud, en dan weer een beetje nevelig, de glooiende vlakte waar o zo vele jonge jongens, nu bijna honderd jaar geleden, een bittere dood vonden en de klank van het geronnen bloed stijgt nog steeds tussen de kleikluiten omhoog, het is een wereld in bloedschuld waar ik doorheen reed, nog steeds, na zovele jaren.

Verder ging ik door de lichtgubere landstreek, slingerend door die vele dorpjes, veel namen met toevoegsels, zoals het dorpje van mijn volgende adres: Saint Just au Chaussee, niet ver af van de stad met de hoogste kathedraal van Europa, Beauvais.

Eén pallet, meer had ik niet voor ze, waarna ik verder ging, Creil, Montatère en Pontoise met daartussen heel veel andere kleine dorpjes. En zo kwam ik westelijk van Parijs en via Saint Germain le Haye in Plaisir, een klein dorpje met een enorm winkelcomplex, een stad gelijk en waar, vermoedelijk, tal van Zuid-Parijzenaars winkelen. Maar hoe lang nog, want ook hier bleek het stiller dan ik gewend was. Februaristilte? Wie zal het zeggen! Opzij van het dorpje ging adres drie er uit en ook toen weer verder, via Trappes, Rambouillet en Alblis richting Orleans, even een stuk snelweg, doodstil, driebaans verlaten; een enkele mede-, en soms een tegenligger, alles gedurend de reis onder een onheilspellende grijs, nog steeds, ja!

Vlak voor Blois, ik was al weer een tijd van de snelweg af, een controle en ze moesten net mij hebben. Alles bleek in orde, op het patronale attest na, een brief (van het bedrijf waar je werkt) die je als vrachtrijder bij je moet hebben waarin staat welke dagen of weken ik niet gewerkt heb: ik gaf er eentje van het afgelopen weekeinde én die van de voorgaande twee vrije weken. De laatste brief bevatte een fout: het kantoor tikte een week teveel in, niet 22, maar vanaf 15 januari zou ik vrij zijn geweest terwijl ik schijven van 15 t/m de 22e overlegde. Bingo: 3.000 euro, of ik maar even wilde dokken, een collega van mij overkwam hetzelfde, een half jaar geleden: 3.000 euro voor een tikfout!

De laatste klant van de dag had ik tevoren gebeld dat ik er bijna was, maar zo ging het mis: 3.000 euro, waar haalde ik dat zo snel vandaan? Maar ik sprak met de controleur, trachtte het verschil aan te tonen tussen een tikfout en een frauduleuze handeling: reeds tevoren sprak ik over deux semaines vacance en niet over trois, en ook gaf ik hem, nietsvermoedend, de schijven van die week. Hij volhardde, bleef er bij, 3.000 euro, maar pas toen ik vertelde dat we in de zaak van mijn collega ons reeds hadden gewend tot de Defenseur des Droits, een soort Franse Ombudsman, leek hij begrip te tonen, opeens leek alles anders, ondanks de grijze lucht en het nog steeds gure weer en niet lang daarna vertrok ik, zonder betalen van 3.000 onzinnige euro's, en met een groen controlebriefje; in gedachten stak ik mijn tong uit en vertrok naar het laatste adresje, net onder Blois, aan de Loire waar men verheugd was over mijn komst.

Het waren de vonkjes, summiere lichtpuntjes in de grijze dag, in deze onbestemde tijd, waar moet het heen als er bijna niets meer rijdt? Steeds trager schrijdt ze voort, de economie, steeds meer loopt ze vast in het moeras van de vooruitgang, steeds meer vaart verdwijnt er uit de wel, onheil nadert niet, ze is reeds om mij, om ons, voelbaar, heen.

Rond zessen, nee, later, het was reeds zeven uur dat ik de oude maar stoere Daf op een modderige parkeerplaats tussen een rij andere, minder stoere, wegreuzen parkeerde: geen enkele andere truck had zoveel kilometers achter de gril als mijn oude Daf! Maar ook hier: de rij was niet dik, en binnen zat er maar een handjevol: twaalf, veertien telde ik, en na mij kwamen er niet veel meer, hier, in de ooit zo volle knaagschuur.

Het zijn die lui die nog rijden, maar hoe lang nog? Een bedompte stemming geeft uitdrukking aan die worstelende gevoelens, de blubber van de parkeerplaats stond immers symbool voor de toestand: de vastgelopen welvaart. Zwijgend aten ze voort, een extra glas gratis wijn, misschien zou 't helpen? Inmiddels zoek ik naar woorden, snijdt mijn steack hachée bien quite doormidden, een hapje rijst, daarna fromage, er ligt chèvre en gruyere bij, lekker.


Het was kouder geworden, in het donker probeer ik de modderplassen te ontwijken en lijkend op een getraind wadloper lukt me dat nog aardig ook, droogvoets klim ik het groene motel weer in.

99 jaar na de Grande Guerre, het jaar van de teruggang, nog even, en zesbaanswegen worden versmald tot vier rijstroken. Het is begonnen, het definitieve consuminderen; de tijd van de nietvaart is aangebroken.

Aldus schreef ome Willem.

---