Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 24 januari 2013

Vaarwel.

Varen, met de dekschuit, op de Amstel en door de grachten, later, begin jaren zestig, op de truck er langs; hij was, in alle opzichten, Hollands welvaren.

Het sombert, de koudsibeer heeft ons in een wurgende ijsgreep terwijl zijn lach ons als witte sneeuw zelfs overdag duistertriest toegrijnsd; soms is er niets dat een droeve ravijnblik overbrugt.

Deze week reisde ik niet af, bleef ik, terwijl anderen naar vier windstreken uitgingen, thuis, althans, vertrok niet met goederen de landsgrenzen over en zoiets heet vrij. Nou ja vrij? Dan is het even tijd voor andere zaken, dit keer onverwacht, het leven geeft soms verrassende wendingen.

Samen gingen we op weg, of, beter, terug, april 2010, nu twee en een half jaar geleden en uiteraard namen we de oude weg naar huis, langs het vermaarde Het Loo, het paleis waar vorstin Wilhelmina háár laatste dagen sleet, door het Veluwse bos, tot aan Voorthuizen en hij vertelde het nog: de keren dat hij in voorsnelweegse tijden de andere kant op ging, soms wekelijks, met zware vrachten en voertuigen zonder al te veel paardenkrachten: op de lange helling, de voor Nederlandse begrippen lange helling net voor Apeldoorn zakte de rokerige truck af tot nauwelijks veertig per uur; hij wist het zo te vertellen dat je de dieselgeur nog rook!

Zo kwam ik in Amsterdam na lange tijd, schuin tegenover de sculptuur van Gandhi, een oude dame tegen, klein, mager en gelijk Mahatma, tenger, onverwachts: dat was alweer eergisteren, dinsdag.

Het is doorgaands de dag dat ik, althans in een vrije week, ga schaken. Ook doorgaands haal ik dan mijn oudste vriend op, maar ditmaal niet, niet vanwege de vrieskoude en gladheid; De oude man blijft zelfs op hoge leeftijd verstandig: ditmaal zocht ik hem op en onder een geriefelijk kopje thee schaakten wij met nationale- en internationale problemen en uit een schat van verre herinneringen wist de nu ruim honderd en éénjarige nog nauwgezet te putten: van citaten van Immanuel Kant tot stroven uit gedichten van Henriëtte Roland Holst en toen ik vertrok beet hij mij toe dat ik ze op de club maar "een pionnetje moest laten ruiken"

Rond vijf uur dronken we nog even koffie, toen, op die fraaie lentedag en we langs het prachtige jonge bomengroen aankwamen bij de Tweede Steeg: hij nam er een vulkoek bij en genoot zichtbaar, kón ook genieten, maar samen wisten we het niet.

In de avonduren en uit nare kou liep ik al vroeg de schaakzaal binnen: alleen, zonder de Professor, dat voelde al anders en ik werd ingedeeld met wit tegen een dame. Na een rommelige opening: 1: e4-c5, 2: c3-e6. 3: d4-d5 4: exd-cxd kwam ik een geurig pionnetje voor te staan terwijl op zet tien de dames werden geslagen: rond zet vijftien verzuchtte mijn tegenstandster dat "het een saaie partij was" met die geslagen dames waarop ik de woorden "het is altijd saai zonder dames" sprak: rond middennacht haalde ik, door haar schoonheidsfoutje in het eindspel, de winst binnen en vetrok in het sneeuwdonker de vrieskou in: in vrieskou is zelfs witte sneeuw zwart.

Niet wetende van de schok van de volgende dag, niet wetende dat hij, vanaf de Tweede Steeg bij Hoevenlaken, de kilometers van zijn laatste rit zou afleggen: veertien jaar na zijn pensioen (!); het mocht ook wel een keer.

Wanneer Precies? Ach, houdt toch op. Wat doet het er toe!

Gistermiddag, avond bijna, vernam ik het.

Stevige, stoere kerel, armen als kabeltouwen en in zijn gloriejaren uiterst sterk, vroeger, nog voor ik hem kende, moet hij wat onbesuisd geweest zijn; in ieder geval was hij van vóór de snelweg en reed, net als ik, graag andere wegen. Niet al te groot, achterovergekamd haar, liep en stond altijd iets voorovergebogen, ging niet met de "VUT" en bleef ook na zijn pensioen doorkachelen, Joop, Oude Joop, wat kon die man genieten van zijn vak!

Gisteren vertrok Joop, nu niet naar één van de vier windstreken, maar naar gene zijde van het aardse bestaan.

Vaarwel Joop!

Aldus schreef een verdrietige Ome Willem.
---