Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 2 januari 2013

Het nooitvoorbij.

Er lag een merkwaardige stilte over het Europese wegennet, een vreemde, onnatuurlijke zwijgzaamheid, alsof een stoet terugkwam van een droevige
teraardebestelling terwijl de zon de winterrust bescheen en heestertakken soms blauwgrijs, dan weer koraalrood, op deed lichten en het leek alsof er getreurd werd: "Voorbij, voorgoed en altijd voorbij het voorbije jaar".

Het begon niet goed, vandaag, nadat ik eerst vroeg bij mijn DAFje kwam dat te trappelen stond, terwijl hoog en helder de sterren aan de hemel stonden, van ongeduld om maar weer te kunnen rollen; trappelen, bij wijze van spreken, wat onvolkomen, maar voor symbolisch trappelen met wielen heeft het vocabulaire der Nederlandse taal nog geen zelfstandig woord.

Helaas, het was meteen al mis, want nadat ik de wielen van het Dafje liet draaien en mijn ogen in het zwartblauw naar zilver en goud speurde, op zoek naar Jupiter die ik al spoedig bij de stier vond, kreeg het dashboard een signaal dat mijn snelheidsmeter het niet deed, en, na later bleek, ook de snelheidsbegrenzing bleek defect: problemen dus, het jaar begon met narigheid.

Voor de niet-insiders: een dergelijk mankement dient men zo spoedig mogelijk te laten repareren aangezien de snelheidsmeter onderdeel is van de tachograaf waarop van alles en nogwat ter controle wordt geregistreerd. Ergo: door het donker werd de garage mijn eerste bestemming dit jaar en via via sprak ik af met een werkplaats te Venlo waar ik om zes uur aankwam en waar ik bijna met open armen en onder de woorden "de beste wensen" werd ontvangen.

Wie dacht, dat een dergelijk mankement snel zou zijn verholpen, heeft het mis, want het duurde tot na elven toen ik weer kon vertrekken: een dikke vijf uur dus voor een defecte snelheidsmeter en vooralsnog louter en alleen omdat er toch ook moet worden gecontroleerd en het behoeft geen nadere uitleg dat mijn hele verdere dag in het honderd liep: de ganse dag reed ik steeds vijf uur achter de feiten aan.

Het maakte de tweede januari droeviger dan dat ze al was terwijl ik via Rheinland Palz en Hessen Baden Würtemberg doorkruiste, op weg naar een eerste bestemming in Zwitserland en daarna verder naar de eindbestemming, eentje, die ik deze week niet bereiken zal; naast mij de altoos meereizende bermen, ook door droefenis getroffen en die troosteloos naar beneden staarden.

Weer in het donker van de duisternis kroop ik met het gevaarte door het Zwarte Woud, Tiberg, Donauesslingen, het werd kouder en vóór mij weer een menigte van twinkelende sterren, sterren die mij tussen alle droefgeestigheid door een troostwoord leken toe te roepen, een troostwoord van toekomst, rustgevende woorden van eeuwige waarden: jaren gaan en gaan, gaan voorbij, maar steeds opnieuw getuigen de sterren van het blijvende,
zoals bij de boom bladeren een kort leven zijn beschoren, maar de boom zelf soms de eeuwen weet te trotseren.

En tussen al die vaststaande bomen en steeds terugkerende sterren doolt de mens, die merkwaardige mens, steeds op weg naar bestemming, altijd op weg of op de weg terug, rusteloos op zoek naar geluk waarvan ze weet dat ze die toch niet vinden kan.

Rond half negen kwam ik aan in Konstanz-Kreuzlingen, de grens tussen twee werelden, voor vandaag de bestemming, en dra is ook deze dag voorbij, voorgoed voorbij.

Daar, die sterren, wat zijn ze toch anders, zo anders dan al die schreeuwerige sterren onder de mensenkinderen.
De heldere sterren boven mij, die zwijgend hun hemels lied zingen, zingen, roepen, toeroepen en mij uitnodigen tot zachte en rust.
Dat gaat maar nooit voorbij.

Aldus schreef ome Willem.

---