Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

maandag 10 december 2012

Het schoonbegrip.

Striemende regen en windvlagen; het eerste stuk tegenwind, hooguit een kwartiertje fietsen en er was weer een weerzien met de oude DAF die, toen ik naderde, al met de wielen begon te draaien: hij had er duidelijk weer zin in.

Treinmachinist wordt je niet door alleen de seinen te bestuderen, net zo min dat je kapitein wordt van een schip door slechts de regels van de stuurmanskunst te lezen en het alleen kennen van de verkeersregels maakt iemand niet vaardig een wegreus te besturen.


Met drijfnat haar vertrok ik, ver voor vieren en soms denk ik dat dat niet normaal meer is: liefst rond zes uur Brussel voorbij, Bruxelles met zijn files; ik dook de grimmig duistere, regenzwiepende nacht in: de nachten zijn lang deze tijd van het jaar, onbarmhartig lang en het leek, of de lange regengolven wolven, jagende wolven waren.

Het nimmerweer bleef en week niet, nergens, en onderweg kreeg ik ontzag voor zoveel onophoudelijk hemelwater; na Brussel passeerde ik Nijvel, Charleroi en Couvin en op weg naar Rocroi begon het verschrikkelijk te sneeuwen; tussen de vlokken zat nauwelijks meer ruimte en het zicht werd gevaarlijk beperkt op de slingerweg over de Eau Blanc en de Eau Noir en ondanks het vele wit was het op de Frans-Belgische grens nog diepzwart duister. Even sloop ik de koffiehut van tante Pollewop binnen: sterke koffie onder de nachthemel.

Eén klein foutje en je bent de pisang met zulk (on)weer, met inspanning de boel rechtop op de weg houden, het zijn de momenten dat het werk je in de leden gaat zitten, net zoals bij de timmerman die op de duim slaat, de snijwond van de glaszetter, de schrammen van de rozenkweker.

Inmiddels week het duister, samen met de sneeuwbui, en rond half negen waagde ik weer verder, maar reeds na een klein uurtje wachtte mij een andere hindernis, de hindernis van een afgesloten weg vanwege een ernstig ongeluk waardoor ik een andere route koos die een weinig om was, maar omdat ik even verder naar het oosten trok, reed ik een inktzwart zwanger wolktapijt tegemoet en niet lang duurde het of ik werd overspoeld met enorme dikke natte sneeuw, zwiepend tegen de voorruit, baggerde door een dikke smeltsoep voorwaarts.

Het is het ongeluk, het verdriet, de moeite; ze zijn onmiskenbaar, naast vreugde en geluk, noodzakelijk, onvermijdelijk, zoals er bij een bovenkant ook altijd een onderkant aanwezig is, naast goed kwaad, naast rozenschrammen heerlijk geurende rozen.

Kranig weerde de trouwe Daf de elementen, kranig, zoals hij met mij al ruim èèn miljoen kilometers doet, we jaagden verder, de Noord-Franse vlakten over en ik behoefde nauwelijks te sturen: de oude brik wist de weg nog wel.

Hoog in de lucht was het een gewemel van jewelste: wolkenformaties trokken af en aan, hergroepeerden zich, gingen met aanval over tot verdediging, lieten hier en daar zonlichtstralen door, hemelse lichtschachten, alsof iemand vanuit eeuwige gewesten ter aarde kwam, een mensenzoon misschien?

Inmiddels was sneeuwval ingewisseld voor langdurige regen, slagregens, die de meeste sneeuw op de vlakten reeds had weggevaagd; ik bleef nog enige uren doorkarren en wist Bourg en Bresse, de stad en streek, bekend om zijn bressekippen, te bereiken.

Met alleen vreugde en genot leren wij geen schoonheid kennen.

Moeite en geluk zijn even kostbaar, zoals de kapitein gevormd wordt door de zeestorm, een vrachtrijder door de sneeuw, evenals verdriet en vreugde, lachen en huilen en men moet het één en het ander gelijkelijk tot zich nemen. Door vreugde, lachen en blijdschap komt eeuwige schoonheid de ziel binnen en door verdriet, moeite zorgen en pijn dringt dezelfde schoonheid het lichaam binnen; wil men "het vak" verstaan.

Zoals bij een geboorte: de vormende kracht van vreugde enerzijds en verdriet en pijn anderzijds zijn onmisbaar willen we voor het ware schone, De Ware Schone, openstaan.

Aldus schreef ome Willem senior.
---