Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zaterdag 30 juni 2012

De dijkdoorbraak.

Al heel wat keren kwam ik er over, reeds toen ik het niet eens wist, maar mijn eerste herinneringen gaan ver, héél ver en ik kwam er, zeker vroeger, vele keren per jaar en ondanks dat mijn herinneringen terug gaan tot kindertijd, peutertijd zelfs, is de herinnering van het héél vaak beperkt tot enkele ogenblikken.

Nooit geweten dat Urk zo'n grappig stadje was, wel dat het lange tijd onder de Gemeente Amsterdam viel, dat Amsterdam er nogal wat, met verdiend geld van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie, in geïnvesteerd had, want Urk lag op de vaarroute naar open zee: schepen die vanuit Amsterdam vertrokken voeren eerst naar de Het Val van Urk om van daaruit naar het noorden te koersen, en ja, overleden Urkers werden, tot ver in de jaren dertig en in het geheim, door serieuze wetenschappers onderworpen aan schedelmeting omdat men afwijkingen in vorm van grootte verwachtte. (Dat overigens onzin bleek te zijn).

Eiland Urk, dat rond 1936 na de dijk met Lemmer verloor eiland te zijn.

Eén van de vroegste herinnering is, dat ik op donkere avonden liggend op de hoedenplank van de oude Ford, mij liet fascineren door de sterren terwijl het voertuig voortschreed over de betonnen platen van de rijbaan en daar ongeveer vier keer per seconde, afhankelijk van de snelheid, dat aparte geluid ten gehore bracht, een soort moderne housmuziek avant garde, maar dan beschaafd zacht; het gonst nog na in mijn geheugen.

Langs de polderdijk en prachtig bloeiende piepervelden kwamen we te Lemmer, daar struinden we ook nog even rond, we, want met vakantie ben ik zelden alleen. Het oude haventje, het plotseling wisselen van de spraak, het eerste Friese plaatsje met een nog prachtig uitziend stoomgemaal dat het overtollige water uit de zogenoemde Greithoek
wegpompt, Fryslân, de streek waar ik wat mee heb, met name de zuidwesthoek, Gaastelân, waar toen, Pake en Beppe woonden, de reden dat we vroeger altijd de keus maakten: gaan we over land of over de dijk.

Aan het begin, bij Den Oever, nog net vóór de sluizen, stond een blauwe houten keet waar we wel eens koffie dronken, maar ooit verdween het houten tentje, wanneer weet ik niet en aan beide zijden, bij Kornwerderzand en aan de Noord-Hollandse kant, lag een door de Duitse Wehrmacht aangelegde tankversperring: de twee rijstroken reden over enkele "afgezaagde" betonpunten tussen de rijen door en ervoor of erna lagen nog enorme bundels uitgerold prikkeldraad.

In de avonduren hielden we ons op in Makkum, en als de dijk zou roken, dus onder de rook van de dijk, we fietsten er rond, overnachtten er en onderwijl ontstond er bij mij een plan, een idee, want honderden keren passeerde ik de dijk, meestal per auto, één keer met de brommert, maar nooit….

Nooit, of bijna nooit, stopten we bij het torentje, het monument, want daar was de koffie te duur en bovendien herinner ik mij nog de opmerking dat moe slechte ervaring met de bediending had. Eén keer, toen we iemand mee hadden, al weet ik niet meer wie, stopten we er even voor een kijkje bovenin, waar verrekijkers stonden waar je door inworp van 10 cent in de verte kon loeren.

En dan de schaapjes, de honderden schaapjes, de blik op het meer, soms onstuimig, vissers bij de netten, wiegend in de golven. Rond 1971 werd de dijk op de schop genomen, het was net die ene keer dat ik er met de bromfiets over kwam, ze werd een weinig verbreed en vierbaans gemaakt waaroor er een paar kleine gebouwtjes, twee geloof ik, die langs de meerkant stonden, verdwenen.

De twee "huisjes" vormden tot dan bij straffe wind soms voor een naar gevaar, omdat het gevaar bestond dat bij het passeren van zo'n huisje (dat de wind afvong) de bestuurder soms een flinke ruk aan het stuur kreeg.

Niet al te vroeg, rond half twaalf, stapte ik op, op de fiets, helaas, tegenwind en niet zo weinig ook, maar het weer weerhield mij niet, er tegenaan, tegen de tegenwind, Kornwerderzand was een makkie, maar toen, de sluizen, de ellenlange bocht, op weg naar Breezanddijk dat ik al snel in de verte zag liggen, maar dat ook in de verte scheen te blijven liggen, verbijsterd stoempte ik verder.

Na een korte pauze pakte ik de dijk weer op, de uitdaging, wie zou er breken, de dijk of ik, nooit fietste ik de dijk en het wás: nu of nooit, het bord met Oant sjen kwam in zicht, de tegenwind tartte mij, zocht het nooit voor mij, maar toen het monument nog enkele kilometers van mij af was, wist ik dat ik het zou redden, doorgebroken, de tegenwindse dijk gekraakt, na ruim twee uur tegenwerking, en eenmaal in Den Oever kon ik het niet laten terug naar het monument te fietsen, wind mee op de dijk, dat wilde ik ook wel eens voelen.

 

Aldus schreef ome Willem.

 
---