Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 20 april 2012

De onnul.

De weg klom nog wat hoger, om eerst nog even af te dalen, Aurillac, een tamelijk afgelegen. Franse stad waar ooit een monnik woonde die later, als Paus Silvester de Tweede, nog lange tijd voorkwam dat het getal nul gebruikt mocht worden.

Nul immers, was het niets, dat mocht, dat kón helemaal niet!

Na Aurillac ging het weer omhoog en in gedachten verzonken ging ik verder, het begon te sneeuwen, aldenaars te sneeuwen, de weg nagenoeg onbegaanbaar, ik woog en dacht over hetgeen Silvester de Tweede heeft willen vermijden.

Rond het jaar duizend, toen er, net als dit jaar, ook een tijdskanteling plaatsvond, precieser, enkele decennia daarna, werden voor het eerst, vanuit de Arabische wereld, getallen ingevoerd, afzonderlijk, zonder gebruik van, zoals voorheen, van letters. Abstracte getallen, waarmee de eerste aanzet werd gegeven tot de vanaf toen opstomende techniek.

Eindelijk kwam de tunnel in zicht en het werd tijd ook, een zucht van opluchting, na twee kilometer was ik aan gene zijde waar de weg ook besneeuwd was, maar er was geen neerslag meer.

En toen ik hoog op de top van een berg een spierwitte Maria met in haar linkerarm het Kindeke zag, wist ik dat ik Murat binnenreed, het stadje waar ik nog wat spullen zou ophalen, twaalf ton mineralen, maar ik was niet meteen aan de beurt.

Hersenspook noch nevelpraat is het, de door mij waargenomen omwenteling, toen ik geladen was en terug reed merkte ik het weer, de gele velden, anders geel dan voorheen, de bekende weg terug, maar anders, Moulins, Auxerre enzovoorts, veel regen, stortregens soms, en dan weer even zon, Beethoven, klavierconcert, het eerste, meevoerende mijn denkzenuwen op de wandeltocht naar onontgonnen weiden, aan de andere kant hoorde ik onbestemde klanken, onstuimige tonen die mij nieuwsgierig maakten, ik wilde die kant opgaan,maar zag, dat de weg er naar toe onbegaanbaar was, en toch, ik werd gedreven, wellicht door een geheimzinnig noodlot, ik schreeuwde!

Nog nooit, of toch, de klanken, ik kende ze van héél vroeger, kende ze van toen ik nog een kind was, de raadselklank, de ondertoon, nooit hoorde ik ze, ooit, één keer meer,
een weemoedklank, dan alleen die ene keer, diep, in het holst van een nacht, die éne nacht, die achternacht.

Maar nu: ik werd nieuwsgierig en bevreesd, het klavierconcert was afgelopen en de negende, de négende, begon, ik zette het tweede deel, de paukenslagen, op, volumeknop op maximum, de genezijdeklank hoorde ik niet meer en reed verder. Rond zeven uur bereikte ik sommesous en licht bevend zette ik het toestel stil, het slotkoor zong "Seid Umschlungen. Millionen! Diesen Kuss der ganzen Welt".

De regen stroomt langs de ruiten naar beneden, alles is grijs om mij heen, het was ten tijde van Silvester de Tweede, de komst van het uurwerk waardoor de tijden, als bij toverdlag, anders werden, tijd, het van de Eeuwige gegevene tot het voor de mens beschikbare tijd. De techniek, uitgewerkt, ze maakt plaats, plaats voor het vergezicht, delen draaien links om, rechts om, tegelijkertijd.

Nullen zijn énen en énen zijn nullen geworden. De nullijn doorbroken, afgeschaft, vernietigd! De intocht van de onnul Wie onthult het raadsel?

Hoorde de eeuwenoude monnik uit Aurillac hetzelfde?

Aldus schreef ome Willem.
---