Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 13 maart 2012

Het kennisgebrek.

Langzaam rijd ik de Rijnstraat uit die na het water tussen de Amstelkade en de Jozef Israëlskade Van Woustraat gaat heten.

Wat heb ik het toch overschat, de geografische kennis van mijn lezers, ik had het niet zo ernstig kunnen bevroeden.

De Jozef Israëlskade werd tijdens de Tweede Wereldoorlog de naam ontnomen en omgekat tot De Tooropkade, maar gelukkig al snel na die tijd, op 18 mei 1945, op mijn pronatale verjaardag, de oorspronkelijke naam teruggegeven, de Van Wou werd genoemd naar klokkengieter Geert van Wou, waarom weet ik niet.
Wel dat er in die straat een juwelier zat, Vadertje Tijd, en die juwelier had een zoon, Frans, waar ik nog mee in de klas zat terwijl er tegenover café De Vluchtheuvel zit waar darter Co Stompé de kneepjes van het spel leerde.

Onbegrijpelijk, dat zoveel mensen menen de wereld te kennen, denken te weten dat ze rond is, dat ze alles over Afghanistan, Amerika, Irak en weet ik al niet meer menen te weten, maar als het op werkelijke kennis van één bepaald nabij land op aan komt, dan opeens blijkt dat de topografische kennis ver onder het minimum aanvaardbare te zijn.

Links af, de Ceintuurbaan op, een destijds zo voorname winkelstraat, waar bloemist en hofleverancier Kauffman zijn nering hield, de bloemist waar ik in een grijs verleden nog stage liep, de Ceintuurbaan, thans ernstig verpaupert tot ver beneden de c-status, de eens zo glorieuze straat.

Slechts één, één oplosser stuurde een bericht met aanvaardbaar redelijk goede antwoorden, een ander waagde een poging, maar zat er -te- ver naast, en verder: niemand!

Niemand!

Niemand die Italië kent!

Erg, erg, erg!

Aan het einde van de Ceintuurbaan ga ik de gracht over, de ene zijde heet de Ruysdaelkade, de gene zijde Hobbemakade, vernoemd naar de schilder Meindert Hobbema, en zo snor ik de straat vernoemd naar de filantroop Hart, de Roelof Hartstraat, in, het Roelof Hartplein op waar huize Lydia staat.

De verdere terugreis verliep voorspoedig, nog de macaroni in de Marconistraat te Dordrecht gelost, terug naar Amsterdam en toen was de reis na 4.600 kilometers voltooid zodat ik deze avond weer eens kan schaken nadat ik in de Rijnstraat even bij de Italiaan wat ben wezen eten. Bij de italiaan ja, en zolang de spaghetti mijn neus nog niet uit komt, zal daar niet veel verandering in komen.


Met de honderd en één- jarige professor betreed ik de schaakzaal, we buigen ons over de borden en na elke zet bekijk ik het nieuwe landschap: als het even kan tracht ik de stukken van mij en die van de tegenstander in een soort laarsvorm te wurmen zodat ik de kaart van Italië voor me zie, Italië, dat ken ik het best, maar soms gaat het anders, komt de kaart van Polen op het bord, vaak een moeilijk door te worstelen partij.

Onder het spelen zie ik allerlei vergezichten, hooggelegen roversnesten, glooiende hellingen en er komt Russisch op het bord terwijl ik met zwart speel en mijn jonge, gewiekste tegenstander met een Lenin-uiterlijk laat mij weinig ruimte, speelt listig als een Breznjew, sterker nog, vanavond blijkt hij sterker en terwijl ik nog droom om met mijn pion in Calabrië te eindigen, zie ik zijn pion eerder de overzijde halen waarna ik het voor gezien houd.

Nadat ik hem de hand heb gegeven, sluip ik muisstil door de schaakzaal en zie de Professor in diep gepeins, spelend tegen een tegenstander van allure.

Op staat, zo zie ik door het venster met uitzicht op café Wildschut, is het stil, zo nu en dan schuifelt er een fietser voorbij, de één met, een ander zonder licht.


Onderwijl troost ik mijn verdrietige ziel met het kijken naar de voortzetting van de diverse partijen, verdrietig, niet zozeer omdat ik verloor, maar vanwege het enorme geografische kennisgebrek onder mijn lezers.

En dan nog wel gebrek aan kennis over italië, het enige land waar zelfs het meest lelijke nog mooi is!

Zo verglijdt deze avond, zo meteen is de partij van de professor uit en in de auto straks weer een aardige anekdote, over vervlogen politieke kopstukken of over grappige geschiedkundige voorvallen.

Kom, laat ik weer even naar zijn bord lopen.

Aldus schreef ome Willem.


P.S. Later blijkt de Professor remise te hebben gehouden tegen een schaker met een meestertitel met een elo van ruim 2200! Een topprestatie!


---