Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 31 januari 2012

Kafka.

Nee, voor de lol kwam je het voertuig niet uit vandaag, daar was het gewoon te koud voor. Dubbele vriescijfers, vanmorgen en nog met donker vertrok ik, snelde voorbij Kassel waar ik over de door een vrachtwagenrijverbod thans rustige weg naar Eisenach reed, er vanuit gaande dat oom agent het ook wel te koud zou vinden zijn auto te verlaten om voor mij met de pannenkoek te gaan staan zwaaien, een vooronderstelling die achteraf ook uitkwam.

Ondanks de grimmige koude was de omgeving bijzonder, weer anders als de laatste keer, velden en witte akkers in blinkende zon wat bijna pijn aan de ogen deed.

Nog ruim voor de middag kwam ik in Töpen aan, een regelmarig losadres waar ik een paar pallets achter liet en daarna weer verder, oostelijker, kouder en stiller. Tussen Aš en Cheb scheen niemand meer mee te willen doen, evenals tussen Karlovy Vary en Slaný, langs bierbrouwerij Krušovice in het gelijknamige dorpje, tussen roodbruin gekleurde velden door met nog hier en daar een witte onderliggende sneeuwlaag, maar vooral, waar het ongewoon stil bleef vandaag waardoor mijn innelijk zich weer leek te vullen, te vullen met vredige melancholiek en ik moest wel afdalen naar de oevers van mijn herinneringen, maar vond ze daar niet.

Bij Slaný miste ik een afslag en zo kwam ik pardoes op de snelweg naar Praag dat ik juist had willen mijden, de stad waar je vreselijk omheen moet en waar het vaak ook vast staat, dus dan maar improviseren, kijken of het wat is, en eigenwijs negeerde ik de borden transit -die om het zuiden van de stad leiden- en sloeg af bij Praha-Nord in oostelijke richting.

Maar als ik niets vond, wat zocht ik dan eigenlijk? Een profetie? Een waarheid? Een herinnering? Zijn niet alle brugleuningen in het water gevallen? Waaraan dan nog vastgrijpen?

Het viel niet mee, dat Praag door met een zware kar achter je, maar ik was er aan begonnen en dus doorgezet, geen route voor een tweede keer, maar spijt? Nee hoor, want achteraf viel het wel mee, binnen een half uur snorde ik de Vlatva over en na nog een kwartier passeerde ik reeds Černy Most en niet veel later reed ik langs Horní Počernice de weg naar het oosten op, alweer langs adembenemende natuur, kostelijke vergezichten.

Waar zijn, dat kunnen er niet veel en het allerslechtste kunnen het de geleerden die immers hun eigen gedachten wantrouwen.

De Boheemse heuvels, de dalen van de Vlatva , de prachtige bossen, in al hun kaalheid nog steeds zo schoon, de avondschemer en bij Nové Město de 611 op, langs Hradec Králové en de weg op naar Jaroměř, weer langs prachtige halfbesneeuwde akkers, ach, die prachtige natuur, zij is wat zij is.

Geleerden hebben immers de neiging eigen gedachten te verbloemen want het enige wat zij doen is het zo veel mogelijk citeren van andermans uitspraken, halen publikaties aan van derden en komen zelden met nieuwe vondsten, ze lenen het oor en horen zichzelf daarom niet.

Hoe ongewoon, hoe bijzonder, als ik stop sta ik stil naast Kafka, Kafka uit Praha, en Kafka kwam ook uit Praha. En als een Kafka probeerde ik te vinden, te vinden wat ik zocht, maar wat? Wat zocht ik dan? Moet ik soms worden wat ik ben?

In de knaagschuur naast de parkeerplaats vond ik! Vond ik de chauffeur, de chauffeur van Kafka, van Kafka transport uit Praag en met engels gebroken tsjechisch ontmoeten wij elkaar, praten over het eten, over Holland en klompen, over tsjechisch bier, de kou, maar vooral over de naam op de deuren van zijn stuurhut: Kafka.

Aldus schreef ome Willem.