Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zondag 29 januari 2012

De genezijdeglans.

Somber was het zeker, afgelopen donderdag, het leek er op of het nimmerweer uit het oosten langzaam vat kreeg over de lage landen, maar dat verhinderde ons niet om de oudste stad van Nederland te bezoeken.

Te bezoeken, gewoon voor de gezelligheid, zonder enigerlei bijbedoeling, alleen omdat we het dat eigenlijk nooit eerder deden, ja, soms is het niet erg duidelijk waarom men het besluit neemt ergens naar toe te gaan.

Hoe het de lezer vergaat, weet ik niet, maar mij komt het voor dat langzaam alle glans uit de steden verdwijnt, al deed de regen de Nijmeegse bestrating glanzend spiegelen.

Dat roept de vraag op waar de glans van weleer zijn oorsprong had en waar zij zich thans bevindt. Is zij er nog wel? Leeft ze nog? Of heeft leeft ze verscholen voort? Heeft ze zich teruggetrokken aan gene zijde?

Na door enkele winkeltjes te hebben gestruind, zoekend naar een bovenmaats overhemd, dronken we koffie in een etablissement met de merkwaardige naam De Mug terwijl we er ook een origineel belegd broodje bij aten.

Ooit, eerlang, in een grijs verleden, bouwde men, bouwde men met glans, enorme kathedralen, de prachtigste stadhuizen, fonkelende paleizen, overgoten met een bijzondere glans, glans, die niet zozeer door mensenhanden aangebracht werd, maar glans, die, kennelijk, van het elders, een gene zijde, zijn oorsprong had.
Zo vergist men zich maar al te vaak indien men de glans van de kunst van de vroegere kunstenaars als Bach, Mozart, Michelangelo, Monteverdi, Rembrandt en vele anderen toeschrijft, zoekt bij de kunstenaars zelf, maar daar is dan enige misvatting.

Wanneer men hun kunst bewondert, kunst, die door hen werd geschreven of gemaakt, moet men er maar eens op letten: de "glans" komt van gene zijde, van een mysterieus elders, een elders dat langzaam maar zeker met zijn glans van de aarde lijkt te verdwijnen, wijkt naar gene zijde van het bestaan.

Na De Mug doolden we nog een paar uur verder door de eeuwenoude stad, de stad waar ik ooit nog met een truck door de nu ontoegankelijk gemaakte winkelstraat karde, waar ik als kind een paar keer doorheen rende en ergens met een smak tegen de grond viel waaraan ik een klein, nu nog waarneembaar, litteken aan overhield, waar een vrede werd getekend en het eerste Nederland, min of meer, ontstond, waar Romeinse soldaten hebben rondgebanjerd, het Trajanusplein herinnert daar nog aan.

Nadat met de Franse revolte de eeuw van de verlichting aanbrak en het duister over het Europa werd uitgegoten verdween langzaam de lichtglans en één van de eersten die dat waarnam was Van Gogh die dat ontdekte aan de hand van de schilderingen van zijn voorgangers, donkerder wordt het, steeds meer, zo sprak hij.

Het is herkenbaar, elke stad verliest. Verliest zijn originaliteit, wat zich uit in overal dezelfde neringdoenden, dezelfde reclame's, en ook een overdadig nep. Eigenlijk maakt het niets meer uit in welke stad je bent. Het is overal eender, hoe meer neonreclame, hoe troostelozer het wordt en de blokkers, zeemannen en kruitvaten zijn overal.
Na nog een laatste winkel, een laatste koffie, verlieten we de stad weer, rijdend door de nieuwste wijken, tussen glansloos hoogbouw door, langs afgrijselijke finixwijken.

De moderne mens is er niet meer toe ik staat, alle kunst blijkt verstoken van die bijzondere glans van weleer omdat die zich aan gene zijde lijkt te hebben verstopt.

Nog even kijk ik achterom en ik begreep wat ik schreef. Achter mij alleen nog wat fletse flatgebouwen, dat is het magere surrogaat waar we ternauwernood nog toe in staat zijn.

Wie op zoek is naar glans zal die alleen aan gene zijde vinden.

Of van gene zijde ontvangen.

Aldus schreef ome Willem.



---