Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 14 december 2011

Surrealiteit.

Hij hield van het leven, van zang, van mensen om hem heen, van de warme zon, van flamingo en sangria en is daarom vaak geweest, dáár, waar ik vanmorgen in alle vroegte ook aankwam, Spanje, de costa's, tortilla's.

Nee, ver hoefde ik niet, Figueres, de stad waar begin 1900 de surrealistische schilder Salvador Dali het levenslicht zag, en dat was het, maar net genoeg om in een paar uur die bruisende sfeer te voelen, zeker omdat de zon scheen en de 16 graden werd aangetikt.

Vreemd, surrealistisch eigenlijk, die eerste volle dag in een wereld zonder hem en ik wilde het tegen de mensen die ik tegenkwam, in de winkels, op het tankstation, bij het laadadres, vertellen, maar niemand, helemaal niemand toonde enige interesse. De wereld tolt, vermetel als zij is, toch wel verder zonder hem, zonder hem die gisteren overleed.

Rond twaalven verliet ik Spanje weer en kwam twee uur later aan te Carcassonne, een stad die ik, toevallig of niet, juist veertig jaar geleden voor het eerst aandeed; ik kon hem nog maar net.

Na Carcassonne terug, via Homps naar Beziers, dwars door de Corbiëres, in de avondschemering, de open lucht weer tegemoet, want op weg naar Carcassonne vond ik regenwolken boven mijn weg.

Maar hier, in Bèziers, is de oosthemel goed zichtbaar, de voerman, de tweeling en, zie ik het goed, net naast de orion, de stier, of raak ik in de war door een heldere jupiter?

Wat toch, in deze winternacht, dreigend onheil, droeve tijding, maar het is schijn, duistere schijn. De maan komt op waardoor de tweeling wat verbleekt en ook opkomende nevel ontneemt de waarneming. Zie ik daar niet de zes flauwe sterren van de giraffe of horen die bij de Lynx? Zo goed weet ik het ook weer niet.

Daar hoor ik plots weer de klank, die klank, het overweldigende geluid van de eeuwigheid, luid, met stilte door de sterren gezongen, de drie klaroenstoten van de eeuwigheid, door Mozart zo voortreffelijk neergezet, precies in het midden van zijn ouverture in De Toverfluit.
Daar, achter de sterren, "müss ein Liebes Vater wohnen", laat Beethoven in zijn "negende" het lied van Schiller zingen.

De wind zet op en terwijl ik in het oosten de sterren langzaam zie verdwijnen valt de regen reeds tikkend op het stuurhuis, alsof kwade, boze en ongure lieden de elementen misbruiken omdat ze, jaloers als ze zijn, wraak willen nemen omdat hen weer iemand is ontglipt.

Ik lijk opeens in een bommelverhaal beland.

Surrealistisch is het in ieder geval.

Aldus schreef ome Willem.
---