En na het eenvoudige Früstück weergekeerd naar de declarant, net over de brug in Zwitserland waar inmiddels ook nog eens een stuk of twintig collega's van allesoort nationaliteiten stonden te wachten.
Doordat ik ze erg vroeg deponeerde, waren ze reeds gereed, dus ik met de bubs eerst langs de "zwitser" en daarna nog even naar de duitse douane, een paar stempeltjes en toen met de fiets naar de truck.
Rond half negen reed ik "das andere Land mit das andere Geld" binnen, een heus land met een heuse grens en bracht de eerste weg naar Wildstadt, vlak in de buurt van Sankt-Gallen, waarna ik er nog eentje afzette in Zürich. Vandaar de weg op richting Luzern, waarbij ik aan het Vierwoudstedenmeer Tribschen, stadsdeel van Luzern, zag liggen en waar ene Wagner (u weet wel, de eerste pop-muzikant die ons aller oren bedierf) een buitenverblijf had. Op verzoek van zijn vrouw Cosima, die op haar beurt weer een dochter van Frans List was, kwam hier Nietszche vaak op bezoek en hier, aan dit meer, ontwikkelde hij de filosofie van de "Ewige Wiederkehr", kijkend naar het eindeloos doorkabbelende water en dat hij later in de Engadin verder heeft uitgewerkt. De eeuwige wederkeer, een toenadering van worden naar zijn, zonder het ooit te bereiken.
Na Luzern sloeg ik af, richting Interlaken en na een half uurtje sloeg ik wederom af, naar links, en begon aan de beklimming van de Grimsel, één van de langste en mooiste pasjes die ik ken en waar je met de truck over kan.
Echter, na tien klimkilometers een alarm op het display, te weinig koelwater en door wat watervalwater in het reservoir te doen onderving ik voor even dit probleem. Enkele keren in de klim herhaalde dit zich, ik stookte ongeveer 30 liter water en toen was ik boven. Maar boven was het vreselijk, zoveel mensen, het leek er de Kalverstraat wel, dus besloot ik direct af te dalen.
Maar ook onder het dalen bleek het Dafje water nodig te hebben, zei het een stuk minder, dus werd vast de garage gebeld en we spraken aan de voet van de Simplon af alwaar een slangbreuk werd geconstateerd.
Nadat het euvel werd verholpen, kon ik weer verder, de bult over, naar Italië en ondanks de pech kon ik nog tot Verbania komen vlak bij een reuzachtige winkel en om de hoek een leuk dorpscentrum.
Eindelijk, de laatste keer dat ik hier met de truck was, was de eerste week van april, dus alweer een aardige tijd terug. Een merkwaardig gevoel overvalt mij. Het lijkt wel of ik terug ben bij een huis waar ik vroeger woonde. Alles lijkt eender als toen, maar is het niet en voornamelijk doordat er nu andere mensen zijn als toen. Mensen die ik kon, zijn er niet en er zijn mensen die ik niet ken. Of misschien is het wel de tijd. Is het dan zo dat tijd alles veranderd? Vaak ben ik hier geweest, in steeds andere tijden, ook nog in een tijd dat deze reuzenwinkel er nog helemaal niet was. Steeds nam ik waar, iedere keer in een andere tijd. Maar dan, die tussentijd, die tijd die ik niet waar nam, heeft die bestaan? Voor mij bestaan? Alle verandering die plaatsvonden toen ik hier niet was, vonden plaats zonder tijd, althans zonder mijn tijd, eenvoudig weg omdat ik tijdens mijn afwezigheid hier de tijd niet waar nam.
Nietszche merkte het al op: het worden nadert het zijn, maar zal het niet, nooit, bereiken, tenzij de mens in de ban raakt van een duistere geest, van het principe dat alles gelijk is. Maar dat is de karikatuur van de eeuwige wederkeer van de gelijken: de mensen gelijk, de mens vervangbaar, zoals onderdelen van een machine, de leer van het anti-heil.
Er is een verschil tussen "Ewige Wiederkehr en oneindige herhaling.
Het laatste is tegendeel van het eerste.
Als alle nuance wordt opgeheven, komen we in de gevangenis van de massa.
Weg, weg met de emancipatie!
Of, zoals de Romeinse Keizer Julianus "apostata" (de afvallige) met weerzin schreef:
Ik las, begreep, verwierp.
Aldus schreef ome Willem.
---