Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 8 juli 2011

De leerling en zijn meester.

Langzaam gaat de schemer over in de duisternis, terwijl slechts enkele wolkenflarden, door het afnemende zonlicht goudomzoomd, het zicht op de nachtelijke hemellichamen dreigen te ontnemen. Maar in het zuidwesten zie ik reeds een flauwe maan en, met vlak daarbij, Saturnus. Vermoedelijk is in het uiterste westen, net boven de horizon, Mercurius nog te zien, maar door een in de weg liggende wolkenpartij zie ik haar niet. Deze week wat her en der in de buurt wezen neuzen. Vakantie, nietwaar, en ik hoef dan niet zo nodig op een verre reis te gaan. Nederland heeft immers ook zijn charme en dat was wel weer te zien toen ik deze week na jaren weer eens langs het "Gein", tussen Abcoude en Weesp, reed. En op een andere dag fietste ik deze week langs diverse dorpen en gehuchten en er zijn niet veel mensen die het verschil tussen een gehucht en een dorp weten. Daar zijn zelfs destijds strikte regels voor bedacht en een dorp is pas een dorp indien er ten minste vier wegen naar de centrale gelegen kerk lopen. Zo niet, dan spreekt men doorgaans van een gehucht.

Intussen slaat het duister meer en meer toe, ik staar uit het venster en zie aan de oostelijke hemel, daar, waar het wolkendek een groot gat vertoond, de eerste sterren van de walvis en, vermoedelijk, eentje van de vos.

Recht boven moeten zich thans de draak, hercules en de ossenhoeder bevinden, maar die kan ik nu nog niet waarnemen. Later misschien, als het wolkengordijn wegschuift en dan komen misschien ook nog de de weegschaal en de leeuw in beeld.

Helaas, door de aangestoken lichtvervuiling zie ik Mercurius niet. Die is trouwens toch al moeilijk waar te nemen met het blote oog en binnen een uur zakt hij weg achter de horizon.

Onder het kijken denk ik na. Bijzonder was deze week het gesprek waar ik bij zat, tussen een acht en tachtig jarige oude man die een bezoek bracht aan zijn voormalige leermeester waar hij een slordige zeventig jaar geleden bij in de klas zat, de oude, ruim honderdjarige professor over wie ik het hier wel eens meer heb gehad. Enkele maanden geleden kwam ik deze achtentachtigjarige tegen en op zeker moment, vraag me niet meer hoe, had hij het over één of andere professor uit een zeer grijs verleden. En dat was "de" professor! De achtentachtigjarige oude heer wilde, toen ik zei dat ik zijn oude leermeester wel kende, de professor graag nog eens ontmoeten en zo geschiedde dat ik een ontmoeting arrangeerde, haalde de oud-leerling op en togen naar de meester.

Een twee uur durend gesprek tussen deze twee oude knarren was het gevolg, waarbij ik stilzwijgend, mij zoveel mogelijk afzijdig houdend, enkele keren de thee in schonk en met de koektrommel van de professor rond ging. Herinneringen, waarvan na ruim zeventig jaar eigenlijk de houdbaarheidsdatum verstreken zou moeten worden geacht, golfden heen en weer over de salontafel. Namen, vooral veel namen, van oud-leerlingen, oude (leer)meesters en ach, de meesten zijn niet meer.

Weer kijk ik naar buiten. Zie ik daar niet de Betelgeuze? Ik zie ze staan, die sterren, als stille getuigen, want ruim zeventig jaar geleden stonden zij daar ook en zagen al die mensen die bij die namen thuis horen, zagen de leerling en de meester. Welke achtentachtigjarige is het vergund om nog eens met zijn meester te spreken?

Aldus schreef ome Willem.