Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 19 januari 2011

De Zuur.

Het licht van de volle maan legt een zilvergrijze glans over de krachtig stromende Sauer, of Sure, zo u wilt, alsof een metaal door grote hitte vloeibaar werd gemaakt en kolkend wegstroomd. Maar het is niet heet, integendeel, het is fris, erg fris, weer voor een jas.

Ongewoon eigenlijk, de maan nu te zien terwijl dunne wolken jachtig voorbij schuiven, want nog geen half uur rijden terug zag ik bijna niets meer door een ondoorzichtige sneeuwstorm, juist op het moment dat ik vanuit de bergen via de kilometerslange steile helling naar beneden, naar het Moseltal, afdaalde.

Het was de tweede keer al vandaag, want nadat ik vanmorgen in het om de hoek gelegen Gasthof een koffie en een boterham met zwitserse kaas nam en die onder het ongerief van de rook van een sigarenrokende medegast consumeerde, -Zwitsers trekken zich weinig van het Europese rookverbod aan- en aansluitend mijn lading bij het nevengelegen bedrijf achterliet, toog ik heen, oostwaarts, reed bij Sankt Margrieten Oostenrijk binnen en nog voor Bregenz viel er in een paar minuten zoveel sneeuw dat de weg nauwelijks meer te zien was.

Bregenz, waar ooit een Bregenzer volkje woonde, maar dat werd verdreven door het leger van de Romeinse keizer Tiberias rond het begin van de Juriaanse jaartelling en die de stad innam en er een mooie havenstad voor de Bodensee van maakte.

Gelukkig hield het snel op met sneeuwen toen ik Duitsland binnen reed en zo was ik nog voor de middag in Windach, even voorbij Landsberg, de stad waar ene Adolf gevangen heeft gezeten en die tijd misbruikte door een akelig naar boek te schrijven.

In Windach loste ik de laatste klant, ik was dus leeg, zoals dat heet, en reed nagenoeg dadelijk in tegengestelde richting, zei het dat ik heen over Isny en Kaufbeuren ging, maar nu recht naar het westen, naar Memmingen, om aldaar de terugvracht op te pikken en omdat ik voertuig nummer zes was duurde dat enige uren.

Na drieen zat de bubs er in en vertrok, langs de stad waar rond 1880 Albert Einstein het levenslicht zag, Ulm, en vandaar naar Stuttgart waar ik een half uurtje in de file kwam, maar vandaar Karlsruhe en vervolgens via Pirmasens en Landstuhl naar Trier, door de sneeuwbui vergezeld met lichtflitsen heen. En zo kwam ik hier, afgedaald bij Newel, naar Rallingen, de brug over en de parkeerplaats op. Tien uur en drie minuten, zo kan het wel weer.

Om mij heen is het stil, er is nergens rumoer hoorbaar. Alleen het kolkende water van de Sauer is, als ik goed luister, hoorbaar, als het geluid van een verfijnde symfonie en daar kun je heerlijk bij slapen.

Zo Sauer is de Sure niet.

Aldus schreef ome Willem.
---