Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 28 december 2010

Kennen.

Weer een dag dat in langs eeuwenoude bergen reed, door ravijnen kwam en langs snelstromende rivieren snorde. Heel vroeg weg vanmorgen, geen kip, niets op de weg en door het donker heen over de autoroute naar Montelimar. De noga-winkeltjes waren allen nog toe maar wat wil je ook voor zessen.

Daarna een voor mij bekende weg, Pierelatte, Pont Espriet en zo naar Bagnols alwaar ik naar links ging, naar Ales en na een flitsbezoek aan een reeds bakkende boulanger stond ik in het donker en voor zevenen voor de deur.

Nog maar even een uurtje maffen, maar om kwart over acht kon de boel er uit waarna ik achtereenvolgens Marseille en Carros, even boven Nice, er uit gooide en toen was ik weer eens leeg.

Inmiddels kreeg ik een teruglaadadres en omdat dit adres een dag rijden is, begon ik maar vast.

Eerst recht naar het noorden, door de diepe kloof waar ook de rivier de Var door stroomt. In deze tijd van het jaar weliswaar een risicoweg, maar wie nooit is wat probeert maakt het ook niet spannend voor zichzelf.

Eerst nog langs Entrevaux, een stadje met nog een heuse ophaalbrug, en toen over de glibberige Col de Toutes Aures en later nog over de Col des Robines, en toen ik daar succesvol over was nog even door naar Digne, het mooie stadje aan de Route de Napoleon waar ik de nacht nu door breng. Vanaf geringe hoogte heb ik een mooi uitzicht over de vallei met duizenden lichtjes.

Onderweg dacht ik na over de stenen waar ik langs reed en vroeg me af of zo'n steen ook weet dat hij steen is. Of weten alleen wij mensen dat een steen steen is? Een steen die niet weet dat hij er is, hoe is die er dan? Is hij er? Is alleen de mens dan in staat te kennen, te weten? Kennis, is dat niet weten wat je waarneemt en daarbij waarnemen dat je weet? Nog gekker wordt het als men zich bedenkt dat men het niet-kennen niet kan kennen.

En daarom vroeg ik mij vervolgens af hoe die stenen, de bergen, de rivieren en de bomen er waren zonder dat er ooit een kennende blik op viel.

Het is daarom zo gek nog niet, dat, als je naar die bergen, rivieren, bossen en stenen kijkt te veronderstellen dat de natuur terugkijkt, want iemand die deze terugblik van de natuur weet op te vangen ontvangt ontmoeting met de Oorsprong. Het grote oog van de natuur dat mij ziet, haar zin die mij draagt, de levende wereld die terugspiegeld wat ze mij heeft toevertrouwd is misschien wel de oorsprong waaruit ik ontspring en waaraan ik niet kan ontkomen.

Maar als die kennis als alles willen kennen op de mens zelf betrokken raakt, wordt de natuur het vreemde andere waarbij we geen gehoor en herkenning vinden omdat we alles maar willen weten, kennen en verklaren.

De natuur antwoord dan niet meer en dan is er geen hoedende, zingevende oorsprong.
De voorstelling door het weten, het zijn, dat alle worden overkoepelt en alles moet verklaren, verliest immers zijn kracht.

Er is namelijk geen zijn vóór het worden, achter het worden en na het worden en het heeft niets meer met waarheid en werkelijkheid te maken. De werkelijkheid is alles wat onderweg is.

Voor mij in ieder geval.

Aldus schreef ome Willem.
---