Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 14 december 2010

De weigering.

Jeacky was al wakker voordat ik wilde wegrijden vanmorgen en hij weigerde mij te laten vertrekken niet voordat ik koffie en een stukje vers stokbrood met gezouten boter er op had gesnaperd. Maar daarna duwde ik toch maar het gevaarte het erf af, de duisternis in, op weg naar Mehun, tussen Vierzon en Bourges, een plek dat voor de fransen het Lunteren van Frankrijk is, want hier zou het middelpunt van Frankrijk zijn.

Rijdend onder begeleiding van stuifsneeuwbuien door met feestverlichting versierde straten, afgewisseld door lange, donkere stukken tussen de dorpjes, kwam ik tegen het krieken aan in Vierson en ging verder naar Mehun sur Yevre en dan passeer je Allois, een plek waar twee enorm hoge middengolfzendmasten staan en doordat het nog een weinig donker was en bewolkt, kon ik de top niet of nauwelijks waarnemen.
Bij de klant, waar ik vier pallets zakgoed zou lossen, weer eens moeilijkheden die je anno 2010 toch niet meer zou verwachten. Nadat zo ongeveer het hele personeelsbestand de handel had geinspecteerd, bleek op de CMR (een internationale vrachtbrief) een verkeerd adres te staan. Na een paar uur was men er achter dat het bestemd was voor een tussen Parijs en Lille gelegen filiaal, dus met de hele boel weer de poort uit met op de CMR de opmerking "geweigerd".

Maar natuurlijk niet naar het noorden, maar verder, via Issodun, waar ik tussen bevroren akkers door reed en zo kwam ik in Chateauroux, waarna ik weer richting Limoges ging, door uitgestrekte bladloze bossen, zilvergrijs, alsof er afgelopen nacht iemand een suikerachtig glazuurlaagje aanbracht terwijl de temperatuur hier weigerde boven nul uit te komen.

Vanaf limoges weer naar Perigueux, maar nu via Chalus en Thivars, over de N 21 dus, maar daarna volgde weer een kopie van de laatste rit, Bergerac en Marmande en nog voor Bergerac was de zilveren glazuurlaag van de bomen verdwenen. Het was inmiddels ook dik boven nul en een heerlijke, felle zon scheen over de streek tussen de Dordogne en Gironde. Toen ik bij Bergerac de laatste bergrug naar Marmande opklom, zag ik het Dordognedal baden in het zonlicht, niet, zoals zomers, groen, maar prachtig gekleurd in licht- en donkerbruine tinten, afgewisseld met grijze en zwarte strepen. Boven de bergen, aan de overkant van het dal, de streek waar ik net vandaan kwam, dreven inktzwarte wolken en het leek net of ze weigerden de Dordogne over te steken.
Na nog een uurtje kachelen en bij de invallende duisternis kwam ik in de buurt van Mont de Marsan, de plaats waar zich het laatste losadres bevindt. Bij een knipperende blauwe vork en mes met daarnaast een uithangbord met daarop reclame van een vaag onbekend biermerk kon ik de DAF op een onverharde parkeerplaats kwijt terwijl er links en rechts andere wegreuzen gezellig naast hem kwamen staan.

Binnen, dus achter de blauwverlichte knipperende mes en vork, was de zaak mooi opgepimpt. Een heuse benzinepomp en twee solexen, alsmede andere leuke zaken en gereedschappen sierden de hoeken en wanden. Mijn oog viel op een metalen bord, boven de bar, met een 2 CV er op en ik vroeg aan de uitbater een schroevendraaier.

Helaas, hij keek mij eerst meewarig verbaasd aan, en toen hij de bedoeling begreep, was zijn houding duidelijk. Ook hij weigerde.

Aldus schreef ome Willem.
---