Zo, dat was eindelijk weer de eerste dag, de eerste dag dat ik, zeker in de morgen, volop in de zon kon rijden en dat was eigenlijk gelijk duidelijk toen ik vanmorgen het vehikel startte en om mij heen keek. Overal grondnevel en in het eerste uur, van Rambouillet over de D 910, de oude N 10, naar Chartres, was het best uitkijken geblazen. Chartres, met zijn prachtige kathedraal en daarop twee spitsen die van mijlen ver te zien zijn, Chartres, een gedenkwaardige stad met een rijke historie. Vanaf Chartres verder over de N 10, Chareaudun, Vendome en Chateau-Renault waar opeens vrachtverkeer niet verder meer over de N 10 mag maar de autoroute moet nemen, maar ik sloeg rechts af, even richting west en bij St Laurent ging ik alsnog naar het zuiden en kwam bij Monnaie alsnog, zonder verbodsborden te zijn gepasseerd, op de N 10 waarna ik even daarna de doorgangsroute door Tours nam. Maar goed ook dat ik het aldus deed, want op de snelweg vanaf Orleans naar Tours stond, zo hoorde ik even later op de radio (RNW-Onderweg), bij de "betaalhokken" een heel leger politie-agenten met hun pannenkoeken te zwaaien; met andere woorden, ik omzeilde deze verkeerscontrole die meestal als een soort loterij werkt en vaak tot langdurig oponthoud leidt. Na het prachtige, vol met witte huizen met zwarte daken gebouwde Tours, waar de Loire en de Cher samenkomen, de stad die door gemelde schoonheid kennelijk zoveel inspiratie voortbracht dat de beroemde schrijver Honore de Balzac er kon worden geboren, verder gereden, naar het zuiden en even na Montbazon de snelweg weer af en over de D 910, inderdaad, weer de oude N 10, verder gegaan, door Dange Saint Romain, waar ooit een knaagschuur zat en de vrachtwagens gewoon links en rechts langs het trottoir geparkeerd stonden terwijl toen niemand hierover zemelde, door over Chatellerault en alszo passeerde ik het eigenaardige Futuroscoop, een soort laboratorium voor vreemde architectuur, zoveel gekke bouwwerken als daar staan. Al snel kwam de stad Poitiers, ooit even, toen Parijs in Engelse handen viel, hoofdstad van La Douche France, in zicht, de stad waar ene Karel Martel de Saracenen versloeg en vandaar langs de oude zilvermijnen van Melle en vandaar via Aulnay naar Matha richting Cognac en even verder, in Segonzac, de eigenlijke bakermat van de cognac, even de rem er op gezet en bij de beste distilateur een paar flesjes opgehaald. Zoals altijd maken, vooral de fransen, de handel erg wazig en onduidelijk, maar het is mij inmiddels bekend dat zowat alle cognac in handen is van twee multi-bedrijven, Hennesy en Baccardi. Vooral de eerste heeft meer dan 60 procent van alle cognac in handen terwijn Otard, Hine en nog een paar ooit goede merken niet uit de tentakels van Baccardi konden blijven. Daarnaast zijn en veel handelsnamen, zoals Joseph Guy en Marquise die je hier tevergeefs zult zoeken. Joseph Guy is een handelsnaam van Bols en de cognac die er gebruikt wordt is een melange van alles en nog wat. Daarnaast zijn er enkele kleine boertjes die ook wat produceren, maar die zijn meestal van bedenkelijke kwaliteit omdat die boeren hun beste druiven bijna altijd doorverkopen aan de grote jongens. Één distilateur, ook een grote jongen, zit daar nog tussen met Marnier Cognac, maar het meeste gebruikt deze voor de Grand Marnier, een overheerlijke likeur die in Aubevoye wordt gemaakt. Dan zijn er nog twee noorse merken, Larsen Cognac en Braansted, die goede cognac maken, maar louter en alleen voor Noorwegen. De stichters zijn twee noren die rond 1890 naar deze streek kwamen en voor Noorwegen gingen distileren en dat is tot op heden nog steeds zo. Dan zijn er grof gezegd, vier kwalificaties naar gebied, de Grand Champagne voor de beste kwaliteit tussen Cognac en rond Segonzac, daarnaast de petit champagne ruim rondom, maar alleen ten zuiden, westen en oosten van dit gebied heen en vervolgens, weer iets minder, de borderies ten noord-oosten van Cognac terwijl het overige gebied, van Angoulaime tot voorbij La Rochelle, behoort tot het "ordinaire" gebied waar dan kennelijk de goedkope soortjes vandaan komen. Daarnaast natuurlijk kwalificatie naar ouderdom waarbij de V.S.O.P wel de bekendste is, maar nog suprieurer is wel de X.O. die minimaal 15 jaar op vaten van eikenhout uit de Limousin gelagerd moet zijn. En zo liep ik dan, in Segonzac, het domein op van Frappin, de enige topper die nog steeds uit handen is gebleven van de grote jongens, een huis met een ervaring vanaf 1290 en die kleinschalig ongelofelijk goede cognac maakt. Na een gezellig praatje haalde ik daar zeven flesjes cognac Fontpinot X.O. waarna ik, verheugd van zoveel lekkers bij me en bijna 450 euro lichter de domaine, midden in Segonzac, weer verliet. Rekenmeesters hebben natuurlijk al uitgerekend dat het dan om ruim 60 euro per flesje gaat, maar daar heb je dan ook wat voor!
Zo koetelde ik vandaag voort, tussen de Uni-Blanc-druiven (Cognac maakt men alleen van het ras Ugni-Blanc) door en via Barbizieux naar Bordeaux, het centrum gelijknamige wijn waarvan ik nog nimmer één keer een goede fles heb gedronken, vaak gemaakt van Merlot, de druif waar je een wijnsap van krijgt die het midden houdt tussen de smaak van over data zijnde medicijnen en de geur van een muffe kast uit een middeleeuws kasteel. Vroeger, als er westerwind stond, stonk het altijd naar oud papier in Bordeaux, dat overigens zijn naam te danken heeft aan Bord de Eaux, wat, overgezet zijnde, aan de waterkant gelgen, betekend. De stank kwam van de aan de kust staande kollosale papierfabrieken, maar tegenwoordig lijken ze daar thans een goede afzuiging te hebben want, ondanks de westerwind, ruik ik ze niet meer.
Vanuit het zuid-westen komen nu echter wel wolken opzetten en ik denk dat een zogenoemde Bordeau-depressie naderd, een uit de Golf van Biskaje, de golf waar volgens de overlevering mijn overgrootvader schipbreuk leed en daar "naar de haaaien" is gegaan, komende regen die zich vaak tot in Nederland doorzet. U bent dus gewaarschuwd!
Kom, ik ga eens wat eten. U weet weer het één en ander. Doe er uw voordeel mee!
Aldus schreef ome Willem.
---