Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 26 mei 2010

De Julier.

Ontdekken is niet het steeds maar ontvouwen van nieuwe vergezichten zoals ik bijna dagelijks doe, maar men ontdekt meer als men met andere ogen naar hetzelfde kijkt en nog meer ontdekkingen doe je door steeds op een ander tijdstip, een ander jaargetijde of een ander uur naar het vergezicht te kijken dat dan opeens niet hetzelfde is. Als ik al een schrijver ben met een reizende geest die op een hoge bergkam tussen twee zeeën rijd, tussen wat voorbij ging en wat nadert, voortschrijdend als een zware wolk en een vijand ben van de eentonige laagland hoeft het verder geen betoog dat ik vandaag wederom de Julierpas voor het eerst zag, al kwam ik er al vele keren overheen. Het begon vanmorgen met het lossen van één pallet in Sursee waarna ik over Luzern en Baar via een kleine bergkam naar Wadiswil scheurde en daar langs de Zuerichersee reed en daar waar dit meer door een landengte zich afscheid van de Obersee sloeg ik er af waarna ik naar het iets verderop gelegen Lachen reed en daar de laatste zwitserse pakjes afleverde. Vervolgens nam ik de weg naar Chur en kwam toen langs de fascinerende Walensee met rondom hoge bergkammen die aan weerskanten van het meer oprijzen, kachelde verder en passeerde Sargans, Landquart en daarna de oudste stad van Zwitserland, Chur, sloeg daar af en reed via Lenzerheide naar Tiefenkastel dat aan de voet van de Albula- en de Julierpas ligt. Vandaar beklom ik laatstgenoemde pas en was onder diepe indruk van de enorme schoonheid van de dalen waar ik door kwam, vooral het dal van Savognin met zijn zomer- en winterberg: in de winter kun je van de berg met ski's naar beneden terwijl in de zomer beneden aan de ski-lift apart geconstrueerde fietsen en steps te huur zijn waarna je jezelf naar boven kunt laten takelen om vervolgens al rollend naar beneden kunt tollen en denk nu niet dat je in vijf minuten beneden bent, want je gaat zo hoog dat je zeker een anderhalf uur nodig hebt!
Welaan, na Savognin nog een paar dorpjes waar je net de bochten kunt halen terwijl na Bivio de weg boven de boomgrens een aanvang neemt en ook de sneeuw aan weerskanten van de weg ligt en de Rijn hier is geslonken tot een minuscuul beekje. Na een twintigtal haarspeldbochten kwam ik boven en liet, nadat ik een foto van de truck met het bordje Julierpas had genomen, mij als een steen naar beneden vallen en zag na tien minuten Sankt Moritz, de stad waar de tweede olympische winterspelen werden gehouden (1928??) vanaf grote hoogte liggen en even later reed ik in de Engadin, de naam voor deze hoog gelegen (ca 1800 meter) vallei waar Sankt Moritz in ligt waarna ik westwaarts langs de Silverplauna- en Silsersee in Maloja aankwam, de eerste en enige officieel italiaans sprekende dorp, want de anderen zijn officieel reto-romaans terwijl een meerderheid tegenwoordig duits spreekt.
Tot slot daalde ik de supersteile Malojapas met zijn talrijke haarspeldbochten af en na een kwartier stond ik oog in oog met de zwitserse en italiaanse douane, gaf mijn T-2 af, en reed verder: Chiavenna, Lecco, Bergamo en daarna Verona, Padova, Venetië en even ten noorden daarvan, nog boven Treviso, kapte ik er mee terwijl bij het donkeren het laatste uur de volle maan helderder en helderder werd. Tot later.

Aldus schreef ome Willem.
---