Rond de middag was het, in een héél klein dorpje ten noordoosten van Udine, Savortgnano de la Torre, ik zou even wat drinken, aan de gevel hing, naast de Italiaanse driekleur, een wat vreemde zwart-wit gekleurde vlag, naar later bleek een nogal foute vaandel.
Binnen was het donker, aan de muur hingen ingelijste foto's, herinneringen vanuit een ver verleden, of in ieder geval van een andere tijd, van een tijd voorbij.
Opeens stond ik stil bij één van hen, de eigenaar zag het en vertelde dat zijn vader er bij stond, als jongetje van zeven, acht, rond 1938, met anderen van zijn school, van zijn klas.
De foto intrigeerde mij, u ziet hem hier, op de achtergrond een strenge juf, een juf die nog met U wordt aangesproken, een juf, dat moet gezegd, met uitstraling. Er voor kinderen, de onschuld leest men van de gezichten, ze brengen, gehoorzaam, de Nazi-groet, niet één lacht, zoals ik al zei, men kijkt in een andere wereld, een ander, voorbij Italië.
Vergeet niet, de foto is van vóór, toen alle ellende nog moest aanvangen: niemand wist wat er zou komen, en zeker deze kinderen niet.
Wat is er van ze geworden? Van die kinderen? Hoeveel van hen zijn er gevallen voor 1945?, ik heb er maar niet naar gevraagt.
Door onze ogen is de foto wellicht angstig, walgelijk, fout, en toch, ze fascineert, ze is, zeker voor haar tijd, mooi, bijzonder mooi, shockerend mooi, duivelsmooi weliswaar.
En deze duivelse schoonheid is de bagage, de ballast, die de eigenaar, zoon van de derde van links, geërft heeft, nog steeds met zich mee torst.
Aldus schreef ome Willem.
---