Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zaterdag 30 juli 2011

Wie parkeert er nu zó!

Vlak voor Amsterdam. En de nodige file natuurlijk.

---

Vrijdag, 29-7-2011 (N.C.).

Héél vroeg vertrokken uit La of Le Chesne, dat je, volgens de inwoners net zo uitspreekt als de eik, le of la Chêne. Vreemde taal, hoor, dat frans.

Fransen hebben de eigenschap om de laatste letters van geschreven woorden niet uit te spreken, een gevolg van het feit dat frans een oude taal is. Nieuwe talen, zoals Italiaans, wat stamt uit rond 1850 (voorheen sprak men overal in Italië eigen streektalen (en nog steeds) De grammatica werd pas rond 1850 geharmoniseerd) hebben dat veel minder tot niet, zoals ook het turks, wat ook grammaticaal begin 1900 in latijnse letters werd overgezet. Engels en portugees kennen ook vanwege hun oudheid, zij het in mindere mate, een verschil tussen spreek- en schrijftaal.

Bij het krieken, dat vanwege een dik wolkendek aan de late kant begon, snorde ik de weg op naar Sedan en al spoedig doorkruiste ik La Belgique, op naar Marche, door naar Liège en voor de verandering reed ik eerst nog wat richting Antwerpen op om even later, via Vroenhoven, Maastricht vanuit het westen binnen te rijden, en dan, in tegenstelling tot wat de borden aangeven, linksom de "ring" op zodat je aan de noordkant bij het oude, verlaten reuzengebouw van het eens zo florerende Maastrichtse keramiekbedrijf Sfinx uit komt en dan zo de weg naar Eindhoven links opkeert.

Voordeel is dat je dan mooi die vervelende file aan de zuidkant ontwijkt en er is toch niets mis met filevermijdend gedrag, nietwaar?

Daarna naar tiel en toen Amsterdam, waar ik na weken weer mijn oude Dafje, die nu werkelijk zonder storingen lijkt te zijn, terugkreeg om daar de laatste kilometertjes mee vol te rijden.

En daarna naar huis, met nieuwe lading in de kar en avonturen in het vooruitzicht. Francofielen kunnen gerust zijn, hun land wordt niet of nauwelijks aangedaan....

Aldus schreef ome Willem.
---

donderdag 28 juli 2011

Anderfrans.

De hele dag was de lucht bedekt met somberwolken waar met zekere regelmaat natte lading uit viel en alleen tussen Chablis en Troyes was het even zonnig.

Zelfs de zonnebloemen lieten verdrietig de koppen hangen omdat de zon, hún zon, het totaal liet afweten en op de weg, vooral tussen La Machine en Clamency, maakte de regen de boomtakken dermate zwaar dat de bovenkant van de oplegger ze regelmatig schampten.

Nadat ik uit Lyon vertrok, reed ik eerst nog even naar Macon en omdat ik ruim in tijd zat, even een bakje koffie gedronken met een passerende collega die nog even "op" ging, hetgeen wil zeggen dat hij nog met de heenrit bezig was.

Even buiten Macon haalde ik de eerste client op, waarna ik doorstoomde door stromende regen naar de klant in Decize. Daarna volgde nog Saint Bris, vlak bij Chablis en vanaf daar werd de terugreis aanvaard.

Al rap raasde ik door de Noord-Franse heuvels waar her en der stokbroodplukkers de oogst binnen haalden terwijl er vele tractoren over de weg schoven, met hun lading graan, op weg naar het dichtsbijzijnde "episcenter".

Om even over achten hield ik halt in een klein dorpje, La Chesne, even voor Sedan, om de nacht door te brengen.

Nog één keer denk ik na over fransen, over dit land, het franse land. Is het hier nu goed toeven of doe ik maar alsof?

In het dorp waar ik overnacht klets ik nog even wat met de uitbater van de enige plaatselijke smikkeltent, een stevig heerschap met een grafietzwarte kiel en een te grote bril op z'n giegel. Hij klaagt over de regen en dat daardoor de toeristen maar weg blijven. Hoewel: aan vier tafeltjes zitten uitsluitend hollanders waarvan er enkelen met een klein bootje vanuit Nederland zijn komen varen, dus misschien zeurt die man alleen maar, maar verder is het een jofele Fransman.

Aan het einde van de middag kwam ik ook nog een paar echte Fransen tegen, vlak bij Chablis, toen ik even een rustpauze nam en belangstellend ging kijken naar de verrichtingen van wat van die lui op het plaatselijke boullodrome.

Trouwens, ook een echte ouderwetse fransman kwam ik tegen in Saint Bris, Jean Bersan, een enigszins kalende kerel met een krullentonsu en grijze krullenbaard, die, diep weggedoken in zijn kelder, intensief met echte wijn bezig was en mij er met schik diverse liet proeven. Grand cru, Primair cru, Chablis, Petit Chablis en nog wat Bourgondisch en daarbij driftig poogde mij nog meer wijnkennis bij te brengen.

En daarvoor, in Decize, waar ik net over twaalven aankwam en er toevallig vandaag het personeel vanwege de goede resultaten door de eigenaar op een bedrijfslunch werd getrakteerd.

Hoewel men daar pas om twee uur weer begint, stapte de voorman, onder toeziend oog van de grote baas, direct op de heftruck en gaf mij de zeven paletten die ik moest hebben, waardoor ik kon vertrekken.

Maar toen ik daarna voor "hun" lunch een goede fles wijn aan de voorman overhandigde, moest ik meteen van de big boss, eh, sorry, Le Grand chef, een bordje pakken en mee eten en dat liet ik mij natuurlijk niet ontnemen.

Tevreden kijk ik terug op deze door regenwater gewassen schone dag. Misschien waren de zonnebloemen vandaag dan wel niet zo mooi als Van Gogh ze schilderde, de reis was weer afwisselend en mooi. Door de nattigheid lagen de geschoren korenvelden vanuit de verte er zilverachtig bij. Frankrijk, ondanks de arrogantie, ondanks dat er destuctieve elementen rondwaren, het blijft hier vooralsnog de moeite waard.

Een sjofel individu met een onbeduidend petje op zwaait met zijn rechterarm, één, twee, wel vier keer en laat vervolgens het kleine balletje los dat langzaam, tergend langzaam naar een grotere bal toe rolt en er even voor blijft liggen.
Twee anderen, een oudere heer met een heuse alpino en een andere, pijprokende seigneur, halen even diep adem. De pijproker verslikt zich in de rook en het tabaksnat waarna een bruine roggel wordt weggespuuwt.

T' zijn eigenlijk alleen maar mannen, die het spelen.

Jeu de boulle, ik heb er al menigmaal naar gekeken, maar heb het nog nimmer gesnopen. Niets van, zelfs. Na een kwartier lang observeren naar de concentrerende heren trok ik maar de conclusie dat jeu de boulle een soort schaken is voor fransen.

Maar dan anders.

Zoals alles hier, bij nadere beschouwing, anders is.

Aldus schreef ome Willem.
---

Zonnebloemen.

Prachtig gele velden.

---

De stokbroodplukkers.

Hier in volle gang.

---

woensdag 27 juli 2011

Echte fransen.

Ja, ja, natuurlijk. Er zijn zo hier en daar nog goede fransen. Echte fransen, maar dat zijn er maar zo weinig, dat je daar eigenlijk een reservaat voor zou moeten aanleggen.

Vandaag kwam ik daar weer op onaangename wijze achter: de nieuwe fransen verzieken alles wat frans is en opeens ooit frans was.

Nadat ik Sete er al vroeg uit had, snorde ik via de kust, die als een dijk tussen het Etang en de zee ligt, naar Beziers, vroeger een lange, rechte weg, zonder poespas, paaltjes, randjes, hekjes of wat dan ook, en je kon er gewoon je truck parkeren langs het strand en een duik nemen, (ooit eens gedaan in een zwoele januari-avond rond tien uur) maar nee hoor, de boel werd weer eens grondig verpest.

Overal veel te nette parkeerplekken voor de personenauto's, een aparte plek voor campers, langs de verlegde weg afgrijselijk lelijke betonnen randen, óók in het midden en de jus is er helemaal af.

En natuurlijk nergens meer een plekje om een truck neer te zetten. Trouwens, die plekken waar we nog met de truck dicht bij zee konden komen, zijn inmiddels zowat overal verdwenen. De voorheense gastvrijheid der fransen ten opzichte van de routiers is omgeslagen in rechtstreekse discriminatie: in dorpjes en stadjes, bij supermarkten, ja, overal waar het leuk is worden we geweerd alsof we melaatsen zijn zodat we alleen nog vanuit grote hoogte of grote afstand alleen nog zo hier en daar naar de zee kunnen kijken.

Fransen hebben de curieuze eigenschap alles te vernielen waar ze ooit goed in waren.

Neem nu de franse wijn: ooit een mooi natuurproduckt, maar doordat alles veel moest worden en daardoor machinaal werd, werd de wijn vermoord, figuurlijk, maar ook letterlijk.

De druivensap, stevig verontreinigd door torretjes, rotte druiven en al wat meer, wordt eerst gezwaveld, zodat alle ongerief dood gaat. Daarna gefilterd, "geklaard", waarna met chemische monogist het gistingsproces op gang wordt gebracht, want de echte wijngaardgist is allang de moord gestikt.

En dat noemen ze hier wijn, maar het heeft er niet veel meer mee te maken.

Nadat ik Beziers had gelost, reed ik achtereenvolgens naar drie adressen, drie wijnboeren die eigenlijk in aanmerking komen om geplaatst te worden in het hiervoren genoemde reservaat, want vandaag kwam ik weer even in aanraking met het soort fransen dat geen woord frans van het engels kennen, met boeren die nog wijn maken zoals het hoort. Die nog wijn maken... Echte wijn.

Eerst eentje in Puizols, even boven Pezenas, en daarna op een adres dat ik al eerder omschreef, Domaine Belle Mar waar ze een magnifieke Pic-poul brouwen, en later nog in Mas Thibert, langs de Rhône, waar ook een klasse-vinoloog zit die de druiven met de hand plukt, de rotte rommel er uit haalt, daarom niet hoeft te filteren en nauwelijks sulfiet gebruikt, terwijl alles gist met de natuurlijke wijngaardgist.

Vanaf Arles reed ik over Beaucare naar Remoulins en vandaar weer terug naar Montelimar. Onderweg hapte ik wat weg bij, alweer, een ouderwetse fransman, rijp voor het reservaat. Een fransman, die frans eten had en op een steenworp afstand van zo'n restaurant zonder kok zat. Ze zijn er dus toch nog, en na ik later vernam, óók in Sete, in de voorhaven,
Restaurant les deux demoiselles, eigenaar César, en 't moet zo ongeveer de leukste eetschuur van Frankrijk zijn. Jammer dat ik die niet ontdekte, maar het blijkt wel weer: als je goed zoekt, kom je in Frankrijk echt nog heuse fransen tegen.

Inmiddels ben ik Lyon voorbij en even daar boven breng ik de nacht door. Morgen nog meer bezoek aan inwoners van dit land, en ik laat u dan wel weer weten hoe frans die waren, maar voor nu even pas op de plaats.

En daar is nu even geen woord frans bij.

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 26 juli 2011

Sete.

Één van de vele jachthaventjes.
---

Sete.

Inktzwarte wolken met veel regen naderen de haven.

---

Philidor.

Vroeger. Ja vroeger waren die fransen best leuke lui. Je werd hier als Nederlander die pakjes kwam brengen altijd enthousiast ontvangen.

Bijtijds weer weg, vanmorgen, de oude N-weg van Chaumont naar Langres en zo verder, zodat ik na Dijon op de grote weg kwam. Nadat ik eerst wat lekkers voor mijzelf haalde bij een chateau in de Beaujelais, kwam ik voor de middag aan in Villefrance, een voor mij bekend adres, maar wat een zeurpieten zijn dat daar geworden.

Voor hen had ik twee zware paletten en de overige lading is erg licht.

Zet je dus die twee paletten achterop, dan gaat de achterkant van de oplegger zwaaiend de weg over en sturen van het te veel contra-gewicht achterop is ook niet erg lekker. Kortom, voor de verkeersveiligheid had ik die twee zware jongens net even naar voren, op de achterassen, gezet en daar achter nog eens acht lichte paletten.

Die acht moesten er dus eerst even uit, maar omdat die fransen steeds meer met regeltjes te maken krijgen, wilden ze daar niet aan beginnen.

Een geluk dat ik zelf een laadklep heb, dus heb ik eerst die acht lichte paletten met de hand op straat gezet, vervolgens hebben ze die twee zware jongens er uit gehaald en ben ik die acht weer met de laadklep gaan laden. Moeilijk doen als het makkelijk kan, maar ja, zo zijn de hedendaagse fransen.

En zo gleed de dag voorbij, langs Lyon, vanaf Loriol over de oude N-weg die met zijn verlaten hotels en verruïneerde tankstations meer en meer op de route 66 gaat lijken. Helaas verdwijnen de N-wegen meer en meer en degraderen ze tot D-wegen waar steeds meer straatmeubilair en weghindernissen worden aangebracht en ze zo onrijdbaar worden.

Jammer.

Maar goed: Montelimar weer eens voorbij en zo via Bagnols naar Nimes en tot slot kwam ik uit in Sete waar ik zes lege paletten terug ga brengen van een door mijn collega eerder geladen vracht en die toen geen ruilpaletten bij zich had.

Jawel, u leest her goed. Zes lege plankjes terugbrengen.....

In de avonduren ruim een uur lang gewandeld door het stadje met zijn jachthaventjes en pittoreske bruggetjes. Één brug, een aparte ophaalbrug, sprong bijzonder in het oog, want aan één van de zijden zitten links en rechts van het rij-oppervlak twee grote bogen met daarop dikke noppen met boven in tussen de rondingen een contra-gewicht. Op de grond in het verlengde van de bogen een rail met grote gaten waarin de noppen zich voegen als zij als een soort reuzentandwiel zich opent. Vroeger zag je wel meer van deze bruggen, maar waar ik ze kon, verdwenen ze allen, behoudens deze hier, in Sete.

Inmiddels stroomt de regen in grote hoeveelheden neer, begrijpelijk, want toen ik terug liep zag ik vanuit de bergen inktzwarte wolken terwijl er uit zee een straffe wind op stak. Als dan de luchtstroom onder die inktzwarte wolken komt, drijven ze vanzelf richting kust en daalt de inhoud neer.

Een frans restaurant is in Sete niet meer te vinden. Pizza-tenten, kebabboeren, foei-lelijke MCD-s die als storende dissonanten de omgeving verwarren, smaakloze Texas-grill-rooms en Buffalo Bills, die stompzinnige tenten met een plastic bizon in het gazon, zijn, met heel veel "engels", in grote getale te vinden, maar een gewone franse eetschuur met een degelijke œf mayonaise en chateaubriant? Ho maar!

De buurtkroegen waar je vroeger overal het tafelvoetbal zag staan, zie je ook steeds minder. In die gelegenheden kon je ook vaak een potje schaken, maar dat zie je nauwelijks meer. Nee, niet dat die fransen ooit goed schaakten, want zelden of nooit betrapte ik ze op een elo van meer dan 1250, maar ze probeerden het, net als ik, tenminste! Toen.

Op ééntje na dan, één fransman. Lang geleden. Philidor, maar die vertrok al snel naar Rotterdam waar hij, juist in een tijd waarin koningen, keizers, graven en baronnen meer en meer plaats moesten maken voor de kleine luiden, zorgde voor een methabletisch verschijnsel, want sinds die tijd bewees hij met zijn Philidor-opening dat een schaakpartij niet zozeer gewonnen wordt met de "grote" stukken, maar juist meer en meer met de pion, met de gewone man, dus.

Maar de tegenwoordige fransen, die, alhoewel ze er een potje van maken, schaken niet meer. Vraag ze naar Philidor, maar ze weten het niet eens, niet eens wie hij is en ze staren je aan of je een buitenlands recept bedoelt. Het wordt hier zo een land zonder geschiedenis, een land zonder historie, een land zonder Frans, zonder N-wegen, zonder tollerance, een land zonder schaken, een land zonder bakermat, een land zonder mat...

Net Amerika.

Aldus schreef ome Willem.
---

Brug in Sete.

Ze zijn er nog, deze aparte bruggen. Voorheen zag je ze meer, in Duinkerke en Calais, maar die zijn vervangen.
De achterzijde van de rechterkant fungeert, samen met het hoge contragewicht, als een reuzentandwiel en zo gaat hij dan open en dicht.

Deze is nog oud, 60 jaar, en in 1951 in Parijs vervaardigd.

Je vraagt je af hoe ze die vervolgens hier hebben gekregen.

---

maandag 25 juli 2011

Frankrijk!

Mooie luchten, wolken en omgeving!

---

Fransen.

Vogelgetwitter vulde de lucht, lofzangzingende vogels, maar het mij belachende kikkergebrul liet het dit keer afweten toen ik vanmorgen naar het reeds zaterdag opgehaalde DAFje fietste. Nee, niet mijn "eigen" Dafje, want die bleek voor de verandering weer eens in de garage te staan. Iets met olie in 't water en zo.

Het begint weer en is voorbij, altijd het kantelpunt tussen vakantie en werken. Na Praag nog een dag lang de Moldau afgezakt en twee dagen bij het meer van Olrik vertoeft, het meer dat zeker voor zeer extreme dissonanten zou hebben gezorgd indien het zou hebben bestaan tijdens het gereed komen van de muzikale compositie van Smetana.

Ook nog steden bezocht, Pribram, met op de eerste r een omgekeerde "dakje" en daarom als en z wordt uitgesproken, dus, gesproken, pziebram, en Cheb, waarna we huiswaards keerden.
Dat was het zo ongeveer vorige week.

Oh, ja.

En daarna nog wat gezellige dingen gedaan: dagje Friesland waar ik ontdekte dat je ook dáár met euro's kan betalen en in de laatste vrije week ook nog een bezoek gebracht aan een knoflookkweker die er maar liefst honderd soorten op na hield.

Maar nu, nu is dat allemaal weer verleden tijd. Een mooie halve maan scheen helder aan de oostelijke hemel, zo vroeg, en meteen rechts daarvan de laatste heldere ster, maar welke dat was kon ik vanwege de afwezigheid van andere sterren niet meer zien, want het was al aardig aan het krieken.

Nadat ik het spul in beweging had gezet, op naar Apeldoorn en aldaar lading gekregen voor Zuid-Frankrijk. Eindelijk weer Frankrijk, na vier weken, maar waarom eigenlijk? Nadat ik België via Liége, Marche en Boullion passeerde reed ik er binnen terwijl een lichte euforie van mij meester maakte

Weer langs Vouziers, op weg naar Chalons, Saint Dizier en Chaumont, maar nu in de zomer.

Weer dezelfde route, dezelfde dorpjes en enkele stukken kwam ik al zoveel jaren. En zovele keren! Maar saai? Saai? Welnee!

Want de reis is weer anders omdat de natuur wederom anders is, de wolken, ja, enorme wolken die als enorme omgekeerde ijs- bergen en schotsen boven mij voorbij dreven terwijl het zonlicht het wit varieerde van donker naar licht waarbij de wolken zelf de stralen van de zon naar beneden toe dirigeerden.

Overal werd het Franse stokbrood van de velden gehaald en sommige akkers kleuren alweer lichtgroen omdat men dan voor een tweede oogst gaat.

Maar wat is het toch? Wat is het toch dat ik blij ben als ik dit land, dit land met zijn enorme hoeveelheid arrogante bewoners weer binnen reis? Het land met zijn veel te hoge prijzen, te dure koffie, met zijn norse gendarmes, met zijn te veel aan autoroutes, met het volk dat zijn eigen charmes niet eens kent, met zijn steeds smakelozere routiers en dat met oerlelijke koopcentra de omgeving verwalgt.

Het land waar de snoeverigheid en de zelfgenoegzaamheid tussen de terrastafels op de pleinen blijft hangen, waar de dame's zich teveel verven en waar schriele kereltjes met onuitstaanbare kapsels de macho uithangen.

Is het wellicht het aroma van de velden? Het nog steeds uitgestrekte? De betrekkelijke stilte? Het mafkezengedrag van de Franse automobilist?

Fransen zijn wel verschrikkelijk, maar zonder Fransen is het erger.


Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 19 juli 2011

De Moldau.

Circa 70 kilometers bezuiden Praha, vlak na het meer van Orlik.

---

Praha.

Nog eens, de Moldau. Zo keken we er op uit vanaf de herbergkamer.

---

N.S.U.

Ook dit troffen we aan in Praha, een heuse oude N.S.U.!

---

Amsterdam.

Met alweer een vreemd kunstwerk op de Apollolaan.

---

Het Vaclavské námesti

Of, beter bekend als het Wenceslasplein.


In Praag, met het aansprekende monument.

---

zaterdag 16 juli 2011

De Moldau.

In Praha gezicht op de oude Karelsbrug.

---

Krivoklát.

Het oude Boheemse kasteel.
---

Praha.

Een portretschilderende dame op de immens drukke Karelsbrug.
---

Knippen.

Ze knippen er wat op los, die Chinezen, en er is in de Europese toeristencentra sprake van een heuse schokgolf van die lui. Ze overtreffen welhaast de knippende Nipponezen die je tegenwoordig een stuk minder ziet, zeker in verhouding.

Twee wegen, hoofdwegen, komen vanuit het westen Praag, Praha, binnen, één vanuit Karlovy Vary en de ander vanuit Plzen. Daartussen bevindt zich een prachtig, vrijwel onbekend natuur- en berggebied waar door een diep dal een riviertje loopt, de Berounka, die even ten zuiden van Praha in de Vlatva stroomt, de Vlatva die Bedrich Smetana muzikaal bescheef in zijn symfonisch gedicht Ma Vlast.

In dat berggebied, met vergezichten die Duitse vergezichten in schoonheid overtreffen, staat een oud, zeer oud, Boheems kasteel dat ooit bewoond werd door Ottokar de zoveelste en vanuit Rakovnik reden we er donderdag vlak langs doordat we via Krivoklát over wegen met steile hellingen en bekleed met kinderhoofdjes Praha binnen reden.

Aan de voet van de dertiende eeuwse Karelsbrug, de eerste brug over de Vlatva en één van de vele bruggen die Praha rijk is, vonden we een herberg en van daar uit fietsten we de stad rond, over bekende pleinen, de joodse wijk, en overal zagen we knippende toeristen, vooral Chinezen en ze knippen wat af die lui.

Op de Stare Namiëstie, hetgeen, overgezet zijnde, het oude plein heet, staan er altijd héél veel, want daar bevindt zich één of andere beroemde klok met daarin nog een andere klok en die moet natuurlijk ook gekiekt worden, terwijl er om de zoveel tijd trompetgeschal klinkt. Jammer voor de kiekkers, maar dat kun je niet knippen. Op één van de huizen aan het plein bevindt zich een wat minder geknipte gedenksteen, want je wandelt er zo voorbij, maar het is de steen die aangeeft dat in dat huis de muziekdichter Smetana heeft gewoond, de componist van het zoëven hiervoor aangehaalde Ma Vlast, wat Mijn Vaderland betekend en dat bestaat uit de hoofdstukken Sarka, Vishegrad, Tabor, Vlatva en natuurlijk de ouverture van Ma Vlast, weliswaar muziek van NA Wagner, maar wel de moeite van beluisteren waard al klinken soms verfoeide dissonanten.

Tot twee keer toe moest ik met mijn tweewieler naar een Praagse rijwielhersteller omdat ik bij het helling op rijden tot evenzovele keren toe mijn achterwiel "scheef" trapte wat vermoedelijk kwam door de enorme kracht en druk die het wiel te verwerken kreeg en daardoor de asbouten het niet meer hielden. Intussen kreeg ik een leenfiets mee, maar ook daar kreeg ik het bij de hellingproef voor elkaar de ketting over de tandwielen heen te trappen.

Bij drukke stukken, vooral tussen het oude plein en de Karelsbrug, was het zo druk, dat er nauwelijks te fietsen viel en daar liepen we dan, met het rijwiel aan de hand, tussen knippend en winkelend publiek.

Toch klopt de Vlatva, zoals Smetana hem beschreef, eigenlijk niet meer, want intussen werd op verschillende plaatsen een stuw gebouwd en ééntje daarvan heeft er voor gezorgd dat er in de Moldau (deze naam is beter bekend dan Vlatva) een prachtig reuzenmeer ontstond, het meer van Orlik, en even stoomafwaards ook het meer van Slapy en beide meren worden niet in het symfonisch gedicht beschreven eenvoudig omdat ze er toen nog niet waren. Je vraagt je dan af hoe de Moldau zou geklonken hebben indien hij beide meren er in zou hebben verwerkt.

Vooral als we liepen gebeurde het. Regelmatig kwamen stoere mannen op mij af en haakten hun vrouw in mijn arm. Oude, jonge, lange, kleine geverfde, rose- en roodlippige, rondborstige, blonde, magere en soms enorme grote moten die allemaal met mij op de foto wilden, meestal Amerikaanse, maar ook Argentinnen, russinnen, jodinnen, polinnen, hong- en bulgarinnen, viend- en boerinnen, dames uit Kapadocië, Phrigië en Pamphilië, en de dames in kwestie begonnen ook gelijk hun voet naast de mijne te zetten, want het was weer eens om mijn klompen begonnen. En ook een slanke Duitse dame met een enorme puntneus, aan wie ik weer eens moest uitleggen, dat, indien het Nederlands Elftal op klompen zou hebben gespeeld, ze al drie keer wereldkampioen waren geweest, wilde met mij op de kiek en dit alles onder de wat lichte jaloerse blikken van mijn ech.

Behalve de Chinezen. Die doen het altijd stiekum, want zo onopvallend mogelijk laten ze hun vriendin of vrouw enige meters voor mij poseren en knippen dan even snel en tuinen weg, de menigte in en ik mag toch voor ze hopen dat ze het niet met een kleinbeeldkamera doen. En zo fietste en draafde ik de hele dag, als een soort wandelende bezienswaardigheid, de stad door.

In de avonduren zaten we gezellig buiten, zij aan de goulasch met knedly en ik aan de lamsbout met opecene brambory, en daarna een ijskoude Zmrzlina terwijl ik vooraf nog één van mijn eerste pivo's dronk dit jaar.

Inmiddels gaan mijn gedachten uit naar die knippers van vandaag, vooral die chineese knippers en tijdens de zmrzlina schiet ik spontaan in de lach, want ik stel me hun thuiskomst even voor, en nog even later, als ze bij de Chinese Hema, Blokker of Kruidvat hun foto's hebben afgehaald en die ze dan laten zien, enthousiast laten zien, aan familie en vrienden, aan hongkongers, sjanhaaiers, nankinezen of pekinezen en dan, met uit de CD-speler de klanken van de Moldau, het kiekje laten zien van de knip met hun vrouw of vriendin en mij met mijn klompen op de achtergrond.

Om dan van hun kennissen te vernemen dat ze óók een dergelijke foto hebben.

Van hun ech of vriendin, óók met mij als achtergrond, maar dan uit Parijs, Milaan, Gerona, Bregenz, op de Julierpass, uit Zielena Gora of Amsterdam.

Want tja, ik kom ook bijna overal. En overal knippende Chinezen.

Aldus schreef ome Willem.
---

vrijdag 15 juli 2011

Rakovnik.

Dorpsplein.

---

Tankbaan.

Achter het gordijn en de mijnen, een tankbaan. Hier nog vaag waar te nemen.
---

Het gordijn.

Tussen Rittmanshaussen en Ifta.
Daarvoor en daarachter altijd mijnenvelden.

---

Het gordijn.

Twee enorme vleugels scheren hoog in de lucht, terwijl het zonlicht ze wat verzilverd. Plots schiet ze naar beneden, een prooi, een muis of rat misschien? In elk geval een prooi van "na" het gordijn, want muizen en ratten halen de twintig jaar niet.

Na haar val stijgt ze op en wiekt met de spartelende lekkernij tussen de snavel naar de gindse bosrand waar ze tussen de hooggroene boomtoppen verdwijnt en niet meer te zien is. Zou ze ook van na het gordijn zijn?

Het is vlak voor Ifta waar nog een stuk ongerept staat, een stuk van het ijzeren gordijn, op de weg van Kassel naar Eisenach, als een bizar monument.

Het woord "ijzeren gordijn" werd voor het eerst gebruikt door Winston Churchill toen hij aangaf dat de "communisten" aan hun grenzen een dergelijk gordijn optrokken en dat liep van Oost-Duitsland, Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië en Bulgarije, maar alleen Oost-duitsland verwezenlijkte in de loop der jaren werkelijk van noord naar zuid zo'n gordijn, een plaatstalen afrastering van ruim twee meter hoog dat ook nog eens onder hoog gevolteerde stroom stond. De andere landen hielden het voornamelijk slechts bij prikkeldraad en mijnenvelden, want niemand mocht van de "partij" het land verlaten.

Niemand, en in het "westen" spraken ze er schande van. Afgelopen woensdag passeerde we het gordijn bij Ifta, we, want ik ben niet alleen. Daarna volgde een mooie reis door ondermeer Zwickau en later richting Karlovy Vary waar we de weg naar Praag insloegen.
Van streng bewaakte grenzen is niets meer te merken en heel veel "oost"-duitsers en tsjechen weten, wèten het niet eens meer, want ze waren nog te jong of niet geboren toen het gordijn open ging.

Inmiddels lopen er snelwegen naar Praag, maar we kachelen over de oude weg die, als je niet uitkijkt, over gaat in een autobaan. Trouwens, op den duur zal de hele weg Karlovy Vary - Praag wel versnelwegt worden, maar vandaag nog niet.

Tachtig kilometer vóór Praag verkiezen we een nog oudere route en die loopt, zoals nog maar weinigen weten, over Rakovnik, waar we ook overnachten.

In de avonduren rijden we op de meegenomen rijwielen wat door het dorp en wisselen blikken uit met de bewoners. Volgens mij zijn hier de meesten van na het gordijn. Op een terrasje aan het dorpsplein krijgen we onze bestelde drankjes, overigens van een oudere kelner, eentje van vóór.

De loop van de geschiedenis heeft zo zijn eigenaardige trekken. Toen, tijdens, mochten de mensen hier niet "zomaar" het land uit en wij, aan de andere kant, spraken er schande van, maar nu, nu ze wel mogen, mopperen we weer, omdat ze niet alleen mògen, maar ook in grote getale kòmen!

Hoe oud worden arenden eigenlijk? Ik mijmer na over die reuzenvogel die ik zag, daar hoog in de lucht met zijn prooi van "na" in de snavel.

Het zal vast wel een adelaar zijn van "na", maar dat is slechts een vermoeden, want misschien kunnen adelaars wel ouder worden dan twintig. Misschien wel vijftig of zestig, ik moet daarvoor maar eens gaan goegelen.

De Duitse adelaar is in ieder geval wel al heel oud, ouder dan dè professor, dus al vèèl meer dan honderd jaar!

En gelukkig houdt hij al ruim 65 jaar niet meer als prooi een kruisje tussen de klauwen geklemd, dat kruisje waardoor 65 jaar geleden dat gordijn mogelijk werd.

Aldus schreef ome Willem.


---

donderdag 14 juli 2011

De zoldertrap.

Naar de organen.

---

Op de zolder.

Waar de organen bewaard worden.

---

Op het Chateau.

Met een kleurrijke eend.

---

Het Chateau.

Denk nu maar niet, dat er in de weken dat ik niet met pakjes onderweg ben, weinig beleef of niets doe.

Neen het!

Zo ben ik deze week andere deuren aan het uitzoeken geweest, niet bij een bouwmarkt of een meubelboulevard, maar bij een mooi Chateau dat midden in Beesd ligt.

Het is het Chateau Deux Cheveaux en de baron daarvan heeft daar een enorme handel, in tegenstelling tot de naam doet vermoeden, niet in paarden of in tweelingpaarden, maar in eenden, eenden van divers pluimage.

En voor één van deze voertuigen had ik nieuwe achterdeurtjes nodig, en zo toog ik naar beesd, en daarna met de baron de enorme zolder op, een zolder die vol ligt met een gigantische hoeveelheid ledematen, eend-ledematen wel te verstaan.

Deurtjes, klepjes, stangetjes, lichtjes, spatbordjes, motorretjes, ja, hele complete koetsen, je kunt het zo gek niet bedenken, de hele ratteplan ligt er, al zou hier eendenplan beter op zijn plaats zijn. Allemaal voorwerpen van verleden eenden die aan de baron hun organen hebben gedoneerd en afgestaan om ooit weer in een nog levende en rondtoerende soortgenoot verder te kunnen leven.

Voor onze nog steeds dolende eend nam ik tegen geringe betaling een aantal van deze organen mee die de komende week in haar zullen worden geïmplanteerd zodat ze weer voornaam verder kan rollen.

Daarna nog even naar Amsterdam geweest waar ik zag dat de middenberm van de Apollolaan een grappige hoeveelheid kunstwerken herbergt waarvan ik er aan aantal kiekte en in de avond met een, nee, dé honderdjarige, gezellig naar de schaakclub geweest.

Wellicht overbodig te schrijven dat het afgelopen dinsdagavond was, want alleen dan is de club open.

Toen ik terug naar huis reed, regende het ontzettend, hier en daar leek de weg een brede rivier. Even dacht ik dat ik met de eend via het Amsterdam-Rijnkanaal naar huis aan het rijden was en door de kieren het plaatwerk gutste het water binnen, vooral bij de deurtjes die nog vervangen gaan worden.

En toch is dit nu net weer weer waar een eend zich wel wel bij voelt.


Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 13 juli 2011

Amsterdam.

Op de Apollolaan staan mooie en eigenaardige kunstwerken.

---

vrijdag 8 juli 2011

De leerling en zijn meester.

Langzaam gaat de schemer over in de duisternis, terwijl slechts enkele wolkenflarden, door het afnemende zonlicht goudomzoomd, het zicht op de nachtelijke hemellichamen dreigen te ontnemen. Maar in het zuidwesten zie ik reeds een flauwe maan en, met vlak daarbij, Saturnus. Vermoedelijk is in het uiterste westen, net boven de horizon, Mercurius nog te zien, maar door een in de weg liggende wolkenpartij zie ik haar niet. Deze week wat her en der in de buurt wezen neuzen. Vakantie, nietwaar, en ik hoef dan niet zo nodig op een verre reis te gaan. Nederland heeft immers ook zijn charme en dat was wel weer te zien toen ik deze week na jaren weer eens langs het "Gein", tussen Abcoude en Weesp, reed. En op een andere dag fietste ik deze week langs diverse dorpen en gehuchten en er zijn niet veel mensen die het verschil tussen een gehucht en een dorp weten. Daar zijn zelfs destijds strikte regels voor bedacht en een dorp is pas een dorp indien er ten minste vier wegen naar de centrale gelegen kerk lopen. Zo niet, dan spreekt men doorgaans van een gehucht.

Intussen slaat het duister meer en meer toe, ik staar uit het venster en zie aan de oostelijke hemel, daar, waar het wolkendek een groot gat vertoond, de eerste sterren van de walvis en, vermoedelijk, eentje van de vos.

Recht boven moeten zich thans de draak, hercules en de ossenhoeder bevinden, maar die kan ik nu nog niet waarnemen. Later misschien, als het wolkengordijn wegschuift en dan komen misschien ook nog de de weegschaal en de leeuw in beeld.

Helaas, door de aangestoken lichtvervuiling zie ik Mercurius niet. Die is trouwens toch al moeilijk waar te nemen met het blote oog en binnen een uur zakt hij weg achter de horizon.

Onder het kijken denk ik na. Bijzonder was deze week het gesprek waar ik bij zat, tussen een acht en tachtig jarige oude man die een bezoek bracht aan zijn voormalige leermeester waar hij een slordige zeventig jaar geleden bij in de klas zat, de oude, ruim honderdjarige professor over wie ik het hier wel eens meer heb gehad. Enkele maanden geleden kwam ik deze achtentachtigjarige tegen en op zeker moment, vraag me niet meer hoe, had hij het over één of andere professor uit een zeer grijs verleden. En dat was "de" professor! De achtentachtigjarige oude heer wilde, toen ik zei dat ik zijn oude leermeester wel kende, de professor graag nog eens ontmoeten en zo geschiedde dat ik een ontmoeting arrangeerde, haalde de oud-leerling op en togen naar de meester.

Een twee uur durend gesprek tussen deze twee oude knarren was het gevolg, waarbij ik stilzwijgend, mij zoveel mogelijk afzijdig houdend, enkele keren de thee in schonk en met de koektrommel van de professor rond ging. Herinneringen, waarvan na ruim zeventig jaar eigenlijk de houdbaarheidsdatum verstreken zou moeten worden geacht, golfden heen en weer over de salontafel. Namen, vooral veel namen, van oud-leerlingen, oude (leer)meesters en ach, de meesten zijn niet meer.

Weer kijk ik naar buiten. Zie ik daar niet de Betelgeuze? Ik zie ze staan, die sterren, als stille getuigen, want ruim zeventig jaar geleden stonden zij daar ook en zagen al die mensen die bij die namen thuis horen, zagen de leerling en de meester. Welke achtentachtigjarige is het vergund om nog eens met zijn meester te spreken?

Aldus schreef ome Willem.

Nederland.

Het Gein.

---

dinsdag 5 juli 2011

Extra editie.

Inmiddels, zo is door mij vernomen, werd het Dafje, het Dafje dat alweer veertien dag in de garage stond en het laatste kwartaal nauwelijks vier weken heeft gereden (dus twee maanden garage, in die tijd vervaardigen ze in Eindhoven volgens mij tientallen nieuwe, complete voertuigen) op dezelfde vrijdag van het dakpannenavontuur weer "beter" gemeld.

Gisteren, maandag, vertrok het voertuig met een collega van Amsterdam naar elders, maar is niet verder gekomen dan Rotterdam, want het vertoonde wederom ten zoveelste male dezelfde storingen (24 stuks).

En nu verblijft het Dafje in garage te Rotjeknor. Dat voorspelt weinig goeds...

Een Amsterdams Dafje in de garage te Rotterdam.

Aldus schreef een verdrietige ome Willem.
---

De kettingreactie.

We gaan even terug naar afgelopen woensdag en wat daarna allemaal volgde ten einde de leeklezer enig inzicht te geven wat de gevolgen kunnen zijn van het niet nakomen van afspraken, danwel de gevolgen van het niet gereed zijn van lading.

In Guttau, zoals men heeft kunnen lezen, kreeg ik afgelopen woensdag 14 paletten er in, en het is nu ook van belang te weten wat, namelijk dakpannen, te laden voor een transportbedrijf te Beuningen dat zelf erg veel werk verricht in dat segment. Kortom, zo'n bedrijf krijgt zelf opdrachten van, meestal, aannemers om vanuit hot en her bouwmaterialen te halen, maar heeft ook niet altijd overal een voertuig in de buurt en schakelt dan een collega-transportbedrijf in, zoals in dit geval.

Welaan, nadat ik de pannen woensdag had geladen, reed ik dus naar Hrdly (Tsjechië) waar, zoals u reeds las, de lading wegens niet of niet voldoende produceren, niet gereed was, maar men "ons" daar wel aan het lijntje hield door de laadtijd telkens met twee uur te verschuiven. Bekend is ook dat ik uiteindelijk rond vijf uur in de middag zonder lading vertrok, dus vooralsnog met alleen de dakpannen in de kar.

De gevolgen bleken desastreus voor diverse partijen en had ook voor mij wat nare gevolgen.

Indien ik meteen had geladen in Hrdly en ik, pakweg, om 10 á 11 uur had weggereden, dan had ik mijn rij-tijd die dag vol kunnen rijden en had ik die dag zo even voor Dortmund uitgekomen waarna ik, bij vroeg vertrek, rond een uur of zes, zeven ik Beuningen had geland. Dan was er niks aan de hand geweest. Maar nu!

Door het onzinnige oponthoud kon ik niet verder komen dan Leipzig, kon ik, doordat ik laat stopte, niet vroeg weg, dus was ik rond half tien net de voormalige DDR uit. De dakpannen zouden diezelfde dag, afgelopen vrijdag dus, gelegd worden op een woning te Alteveer bij Stadskanaal, Groningen en de bedoeling was dat de transporteur uit Beuningen de pannen zelf naar de noordelijke provincie zou vervoeren, want deze voertuigen hebben iets aan boord wat ik niet heb, de zogenaamde kooiaap, een achterop bevestigde heftruck waarmee ze de lading overal zelf kunnen lossen en neerzetten, vaak ook op onontgonnen bouwland.

Maar ja, ik was er, door omstandigheden, dus niet. De aannemer, die er op rekende dat de pannen in ieder geval in de loop van de ochtend zouden komen, had reeds de voorbereidingen getroffen: een gereedstaande ploeg leggers, het plastic van het dak verwijderd en zo.

En ja hoor, om tien uur kwam het eerste telefoontje met de vraag waar ik was waarna, uiteraard, grote paniek volgde. Rond een uur of één, bij een steeds stijgende paniektoestand, kreeg ik, toen ik al in de buurt van Dortmund kwam, de opdracht om dan maar rechtstreeks naar Alteveer te kachelen terwijl er op dat moment dus ook een lege auto met kooiaap van die firma naar hetzelfde adres vertrok, maar dat hield wel in dat ik nu een twee uur lange omweg aan het maken was, want ik had vanaf Leipzig een veel kortere weg naar Groningen kunnen nemen, ja, zelfs vanaf Paderborn had ik een belangrijk stuk af kunnen snijden. Bovendien had ik, omdat ik nog steeds met een vervangend voertuig reed, de Duitse tol reeds handmatig tot Nijmegen betaald en moest ik weer een betaalpunt opzoeken om de nieuwe route te betalen, vaak een tijdrovend klusje, terwijl de reeds betaalde route nu voor een deel weggegooid geld bleek. (Dit betalen van tol gebeurt, meestal, doordat er een "tolkastje" in het voertuig zelf zit. Dan gaat alles per satelliet, maar in een huurauto zit geen tolkastje).

Mede door de reuze-omweg kwam ook ik, een dag voor mijn vakantie, in de problemen, want nu kon ik binnen de gegeven rij-tijd niet meer thuis komen.

In Alteveer aangekomen stond de chauffeur met lege trekker-oplegger al enige tijd op mij te wachten en toen vernam ik ook de desastreuze gevolgen. De woning bleek ook reeds bewoont en ook de bewoners waren uiterst, begrijpelijk, ontzet en ook ik had er best de smoor in over dit alles. En allemaal vanwege een fabriek die een voertuig laat komen terwijl de handel niet klaar is. Tot slot ben ik toch naar huis gereden met een overtreding van een uur rij-tijd, en dus kan de ketting van de reactie in mijn eerste werkweek na de vakantie nog langer worden, want dan kan nog een exorbitante boete voor die overtreding volgen als ik die week nog in een controle terecht kom.

Maar ja, dat leest u dan wel weer.

Aldus schreef ome Willem.


---

zondag 3 juli 2011

Het blog op de radio. VPRO.

http://www.radio1.nl/contents/32552-kilometervreters


De VPRO, vroeger V.P.R.O. geheten, nodigde mijn uit om twee berichten uit het log voor te lezen. Aan dat verzoek heb ik met plezier aan voldaan. Even na het begin, na een kwartier ongeveer, én even voor het einde lees ik dan twee berichten voor die pas via radio 1 werden uitgezonden op studio Idzerda.