Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 18 april 2012

Het onbegrijpen.

Alle gedachten zijn zonnestralen die in het individu tot gekleurd leven wordt om daarna te verdwijnen in het ogenblik die als regendruppels verder vloeien in een oneindige stroom der dingen.

Regenachtig was de dag, op enkele uren na, zoals vanmorgen toen ik de opkomst van de zon beleefde op de weg van Sigean naar Port-Leucate, even de zee zien, onstuimig, het woei er flink op los, verder, Le Bacarés, Perpignan en toen naar het stadje van Dali, Figuras, waar ik de eerst acht paletten in de kar kreeg en toen weer terug Frankrijk weer in, want de tweede klant bevond zich in Narbonne-Plage.

Waar komen ze vandaan, die gedachten? Uit het niets, soms? Of toch uit een iets. En waar gaan ze heen? Ach, het niets. Is dat niet het vreselijkste iets, om zich daar aan vast te klampen, ontloken doelloos? Is het mogelijk, een Fata Morgana zonder Fata?

Het volgende doel was Villemoustaussou, een hele mond vol, ja, net boven Carcassonne en op weg daar naar toe, via Lezignan-Corbières en Capendu, keek ik links naar de besneeuwde toppen van de Pyreneeën die prachtig beschenen werden door het zonlicht dat hier en daar door de half-bewolkte hemel kliefde en rechts van mij keek ik op tegen het Centraal Massief waarboven donkergrijze wolken gemeen tegen mij grijnsden.

Wat is verstandiger, wat geloofwaardiger, eeuwige geest of eeuwige stof, de stof riep en dwong de geest, of, de geest de stof?

Vanaf Carcassonne snorde ik recht op de gemene grijns af en weldra, vanaf Castres, reed ik in de regen die niet meer ophield, slingerend kwam ik aan in Albi en verder ging het, via Baragueville naar het pittoreske en indrukwekkende Rodez waarvan de enorme kathedraal hoog boven de stad uit torend.

Tijdens het traag vallen van de avond koetelde ik nog in stromende regen via Decazeville naar Maurs waarna ik de hoogte in ging, het Massief op richting Aurillac en even daarvoor, in Saint Mamet la Salvetat, was het bijna donker en bleef ik staan.

Is het dan: de grond van alle leven is grondloos, of; de eerste grond van het leven is een verheven geest welke wij vermoeden, zoeken, liefhebben, maar niet begrijpen, althans niet met behulp van natuur- schei- en redeneerkunde.

De gedachte aan beide gevallen is eeuwigheid, beide een geloofsstelling omdat eeuwigheid zich bewijzen noch begrijpen, en daarnaast niet verklaren laat.

Toch?

Aldus schreef ome Willem.
---