Lang terug; en kon de jaarwisseling niet vieren. 5781 en inmiddels blijft de rampspoed doorgaan.
Ooit, vlak voor de tijd dat ik er niet was, althans: nog niet hier was, heeft men het geroepen, gesmeekt, geproclameerd: Dít nooit weer.!!!!
Maar helaas... we zitten er weer midden in. De over ons heen gevallen dictatuur blijft ons maar kwellen en verstevigd haar greep op de mensheid.
En de meesten zijn dermate bezeten door demonen dat ze de leugen onverminderd blijven navolgen.
Verbijsterend om te kijken naar een mensheid die gek werd.
Als wezenloze varkens draven ze rond; de lach is verdwenen, angstig! Grimmig is de sfeer.
Niet alleen de dictatuur van de overheid: ook de medemens tracht dictatuur te dicteren.
Medemens? Zijn die er nog wel? Weinigen wellicht. De meeste mensen gedragen zich al idioten, bejegenen anderen als waren zij zware misdadigers. Een leger wordt ingezet tegen de eigen bevolking.
En ik wil schreeuwen, hard schreeuwen: "Er is zwaar weer op komst" maar niemand luistert
"En er komt nóg zwaarder weer", maar niemand, niemand luistert meer. Met het wegnemen van 't gezicht lijkt ook 't gehoor gevloden.
Dagelijks zijn ze er. Wanneer in de morgen de hemel rood kleurt kennen we het weer; als wolken door de wind aangevoerd worden uit het westen is de regen spoedig daar.
Maar nu? Hoeveel woorden er ik ook aan spil: niemand, niemand hoort het.
Alarm!, maar er wordt rustig doorgeslapen...
Aldus schreef ome Willem.