Terugdenkend aan de tijden van weleer. De reizen, steeds weer verder, dan weer terug.
Verdwenen zijn ze; slecht na een blik achter de vele horizonten zie ik ze nog even terug; het zijn gedachten van een uitgedachte.
Ooit meende ik dat het nooit zou ophouden.
Nooit dacht ik dat er een tijd zou kunnen komen met geknevelde vrijheid uit naam van, ja, van wie eigenlijk....
Razendsnel ging het; monden werden gesnoerd; En opeens begreep ik hoe een dictatuur zijn macht grijpt, om zich heen grijpt met oneigenlijke argumenten die velen beamen...
Een warme dag; het onmenselijke wordt norm. toch is er iets wat niet, wat nooit geknecht zal kunnen worden. Het zijn de gedachten, de zoete tijden die ik terug voor me zie. Wanneer toen weer heden wordt als ik de reizen opnieuw beleef; de oneindige vlakten nabij de Po, de hoge alpen, liefelijke stroompjes en beekjes ontspringen uit het Franse of Duitse midden.
Jawel, misschien wel, ik ben een uitgedachte, al is ook daar geen einde aan.
Aldus schreef ome Willem