Vier maanden gingen voorbij en ook de winter.
In de namiddag van de tweede dag een troep regenwolken; Vielsalm, Troispont, de weg langs de Wanne en er zwoegde een zware regenbui die de beekjes en rivieren vulde.
De dag ervoor was mooi geweest, heerlijk mooi, die dag, dat ik vroeg in de morgen vertrok; bij het krieken was ik reeds aangekomen bij de Franse grens.
Spoedig daarna keek ik recht naar een klimmende, roodkoperen bol, om mij heen de bloei van de eerstelingen; fantastische kleuren tussen de nog immer kale bomen.
Plotseling troffen mij de geuren in het hart; herinneringen vulden mijn gedachten terwijl ik het vrachtverkeer gadesloeg, dat verkeer waaraan ik al bijna sinds een jaar niet meer aan deelneem.
En verder voerde mij de weg die ik toch zo goed ken; vanaf reeds zeer vroege tijden, langs Vitry le François en op weg naar Bar sur Aube, deze keer zonder rekening te hoeven houden met de tijden; steeds verder voerde mij de reis naar het zuiden.
Langs Montbard, Semur en vandaar over de aloude route Parijs-Lyon naar Chalon aan de Saône, terugkeer in de Bourgogne en reeds rond twee uur in de middag bezocht ik een aantal oude bekenden, doorgaan lui die iets met wijn van doen hebben.
Rond het spitsuur naar 't oosten, langs Bourg en Bresse en, een uurtje later, de weg op naar Champagnole alwaar ik een fruiterie aandeed.
Pontarlier, een siddering ging door me heen. Hoe vele keren was ik de stad niet gepasseerd? Met thee, met drank, met wijn, met van alles! Een onrustige nacht volgde; een nacht na een slordige veertien, vijftien reisuren.
De volgende morgen alweer, alweer die geuren; de zon, het Frans om mij heen terwijl ik, zoals vanouds, een uur lang een enorme supermarkt bezocht.
Dwars door de Jura, nog drie kaasmakers, Comté; ik nam minstens tien kilo mee en inmiddels was mijn voertuig volgeladen met kostbare nering. Terug; over de Doubs, via Lure en Epinal; in de middag, reeds midden in de middag was ik terug, terug in Weiswampach en het voelde als terug van weggeweest.
Vandaar dars door de Ardennen en ik had de betrekking reeds waargenomen. Nog voor Vielsalm begonnen de eerste druppels de voorruit te tarten; later zonden de wolken een ware stortvloed naar beneden en ik dacht terug aan de vorige dag toen ik nog in de volle zon door een ware dorre wijnwoestijn kachelde.
Waren het de druppels? Waren het de geuren? De kopen zon wellicht? Vrolijke heimweedruppels vulden mijn gemoed: ik was twee dagen even thuis van weggeweest.
Aldus schreef ome Willem