Nadat ik de afgelopen week uit Frankrijk thuiskwam en mij onderweg nog tegoed had gedaan aan een luxemburgse aspergemaaltijd, liet ik het groene voertuig achter in Amsterdam; een vrije, edoch enigszins enerverende week nam zijn aanvang.
Niet zozeer vanwege mijn drie mooie schaakpartijen die de afgelopen dinsdag voor mij, met behulp van drie verschillende tegenstanders, op het bord tevoorschijn werden getoverd; drie, waarlijk mooie partijen waarvan er twee met een opening begonnen die volstrekt theoretisch onjuist waren en waardoor meteen vanaf het begin alles opnieuw moest worden uitgevonden; niet onverdienstelijk eindigde ik in mijn groepje met 2 1/2 punt op de eerste plek.
Het meer echter volgde de dag erna, gisteren dus, toen we afreisden naar Den Haag, en het was alweer de professor die daar de aanleiding voor was, "de" professor. Met andere woorden: ook enigszins schaakgerelateerd, al was dat die dag bijzaak, zij het niet een geheel onbelangrijke bijzaak. Misschien zelfs wel een stuk minder bijzaak dan menigeen wel zou vermoeden.
De "professor", zo ongeveer mijn oudste vriend; ach: een oudere vriend hebben is schier onmogelijk, zeker als die vriend de leeftijd van honderd en vier jaar heeft bereikt. Maar 't was de professor over wie ik reeds meerdere keren schreef die de aanleiding vormde voor onze (mijn echtgenote en ik) afreis naar, wat ik eens deftig zal noemen, 's-Gravenhage, nog steeds de officiële naam van deze stad waar vele vorsten hun behuizing hadden; ten minste twee koningen zagen er het levenslicht (de eerste en tweede Willem), maar ook de Engelse koning Willem, "onze" stadhouder de derde, in tegenstelling tot de tsarenzoon koning Willem de derde die in Brussel ter wereld kwam, ach, 't zijn aardige weetjes die u eigenlijk meteen weer kunt vergeten.
Eenmaal aangekomen in de Hofstad parkeerden we het voertuig dat ons tot daar had gebracht, niet ver van het Binnenhof en wandelden daarna die richting op, want er was voor ons een plaats gereserveerd in de Eerste Kamer der Statengeneraal, op uitnodiging van de voormalige voorzitter, jawel, oud-voorzitter Johan van Hulst, de professor die, na jaren van afscheid, ook langs zou komen.
Overigens: niet voor een spelletje schaak, en ook niet om opnieuw de politiek in te gaan; dat niet, maar na de wandeling traden we bij nummer 22 naar binnen en spoedig stonden we in de zogenoemde hal, een prachtige zaal met eeuwenoude schilderijen van Nederlanders uit een ver verleden zoals Frederik-hendrik, Mauritz en het fabelachtige schilderij van Stadhouder Willem de Vijfde, geschilderd door de Zwitser Benjamin Bolomey waaronder we een tijdlang stonden te wachten terwijl allerlei oude collega's van de professor binnentraden, de professor die aan gene zijde van de zaal onder één van de andere stadhouders "zijn" visite ontving.
Na enige tijd traden we de zaal, bekend om de groene bankjes, in, en namen plaats in een bankje waar gebruikelijk leden van de Partij van de Arbeid en andere linkse rakkers zitten; dat bleek uit de woorden van de oud-politicus Bas de Gaay Fortman die toevallig voor ons zat en aan de voorzitter meedeelde dat hij op zijn "oude" plek had plaatsgenomen en kennelijk had ook meneer Wiegel dat gedaan omdat die aan gene zijde van de zaal, recht tegenover mij zat; beide politieke strijdmakkers voerden even later ook het woord; het woord ter opluistering van een biografie over de pedagoog, verzetsman en politicus Van Hulst waar het onderwerp de voorwaarden en kunsten van het voeren van een goede redevoering doorheen geweven werd. Welnu: wie Hans Wiegel kent uit het verleden, weet dat hij daar aardig aan mee kon doen en ook dit keer vielen er rake woorden terwijl eveneens de oude Bas weer ongeëvenaard van zich liet horen terwijl ver bovenin de vergaderzaal, zoals altijd, Polen, Turken, Russen en ander volk onder het immer toeziend gelaat van koning Willem de Tweede ontluisterend toehoorden en vooral in de redevoering van de thans Groenrechtse Bas kwam, voor zover ik het allemaal begreep, naar voren dat menig politieke onenigheid tijdens één van de vele Hoogovenschaaktoernooien te Wijk aan Zee werden opgelost.
Groen-Rechts, zo werd in de eindtoespraak van de professor zijn oude vriend Bas snaaks en ondeugend betiteld wat tot grote hilariteit in de zaal tot gevolg had, de toespraak die volgde op opgehaalde schaakherinneringen van Jan Nagel, Jan, die overigens niet op zijn plaats zat maar voor deze gelegenheid zich had verscholen in een VVD-bankje en ik weet nog wel wat ik toen dacht: "Je moet maar durven".
Na afloop van de boekpresentatie; de biografie onder redactie van Wouter van Haaften en Gerlog Verwij, wachtte ons nog een fikse borrel, financieel geregeld, zij het indirect, door de belastingbetaler met onder meer bitterballen die wij ons genoeglijk lieten smaken in een gezelschap van gepensioneerde Tweede Kamerleden die bijna allemaal daarna wel ergens burgemeester geweest waren, alsmede bejaarde universitaire docenten en natuurlijk Bas, die, naast mede-politicus, ook schaaktegenstander van de professor is, danwel op zijn minst geweest is en toen andere genodigden langzaam afdropen vroeg ik aan hem waar we, in de buurt, goed konden eten.
"In Schlemmer", zei hij zonder enige aarzeling "daar is menig kabinet gesmeed", liet hij er, kordaat en als een echte Groene, rechtse of linkse, onverkort op volgen en dus, om de dag in stijl af te sluiten, namen wij na een korte wandeling over het binnenhof plaats in "Schlemmer" aan de Lange Houtstraat, aan het tafeltje waar ooit Balkenende en Klink hun plannen hadden uitgedacht, hetzelfde tafeltje, links in de hoek, waar ook Rutte zo af en toe aan luncht als we de uitbater mogen geloven.
Tijdens de avondschemering lieten we het eeuwendoude 's-Gravenhage achter ons; sporen groen pluche aan mijn voor deze gelegenheid aangetrokken zwarte broek herinnerden aan mijn zitting in de Eerste Kamer, eentje die men ons niet meer afneemt; uit het autoraam, rechts, zag ik boven mij Gemma van de Noorderkroon; tussen de gezamenlijke baan van Saturnus en Jupiter, net buiten de raaf, een reeds halfwas maan. Duidelijk, mijn echtgenote, links van mij, reed.
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden door ome Willem