Tussen vertrek en aankomst nauwelijk 250 kilometer, maar toch was ik de hele dag druk terwijl het merkwaardig weer was, merkwaardig, vol van onstuimigheid en kleuren; de glazen kassen hadden het flink van de harde wind te verduren; een deel oude, houten tuinbouwkassen, slordig en afthans; weer anderen wat hoger, aluminium, en binnen rommelig. Naast lange rijen met kweekbakken voor bloemen en groeten ook kooien vol koerende duiven; buiten eenden en scharrelende kippen; dat was de sfeer op mijn tweede, en laatste, losadres, net even na Lunéville, langs de oude weg naar Saint-Dié en Colmar en onderweg er naar toe, nadat ik het eerste adres net voor Nancy had gelost, erg druk verkeer, voor een deel gevolg van demonstrerende en actievoerende Franse vrachtrijders: harde windstoten, voortdurend plensbuien, soms zelfs met natte sneeuw en samen met een vriendelijke Fransman dronk ik een kleintje koffie toen we de laatste pallet met Hollandse potgrond onder aanvoering van luid windgejoel in één van de gammele kassen hadden gezet.
Met enige weemoed keerde ik de truck op de oude N-weg weerom en koerste naar 't noorden, dwars door Lunéville en dwars door Lotharingen dat nog een poos, rond 1750, onder Poolse bestuur heeft gestaan; de Poolse koning Stanislas was Hertog van Lotharingen en verbleef regelmatig in Lunéville; en nadat het even Frans werd, is 't ook nog Duits geweest; via Lunéville snorde ik naar Château-Salins, dat ooit een paar jaar Salzburg heeft geheten, maar vanwege naamsverwarring met de grote Oostenrijkse broer werd er maar snel Salzbergen van gemaakt; niet lang, want dra kreeg het de oude naam Château-Salins weer terug; voorheen raasden hier de volkeren, zoals de wind en regen die ik onderweg trotseren moest; overigens een landschap van zinderende schoonheid en door zonlicht en hagelbui extra versiert met een enorme, enorme regenboog.
Rukwinden, en weer natte sneeuw; bijna zwarte wolken claimden de lucht; 't was een gevecht, hoog in de lucht, tussen licht en duisternis; rond de middag reed ik een tijdlang langs de oever van de Moezel, tussen Thionville tot net voor Trier, langs daar, waar de rivier zich door een diepe kloof langs de Luxemburgse grens wurmt, langs Schengen, langs daar waar de Sauer nog wat extra water toevoegt, langs nog kale wijnvelden door en weer, weer uitzichten die zich nauwelijks in woorden laten vangen. In Kons, even voor Trier, tijdens vallende winden en hagelbuien laden; naast mij drie trucks met opleggers voorzien van zeilen die voor 't laden boven en aan weerskanten open stonden en waar de wind driftig mee speelde; ik kreeg twee kleine machines en was maar wat blij dat "mijn" oplegger van vaste wanden is voorzien; mijn collega's hadden de grootste moeite om na het laden de zaak weer toe te krijgen; bij het terugschuiven ontpopte de wind zich als een ongehoorzaam kind door steeds de andere kant op te trekken. Tegenwind dus, waar ik geen last van had.
Verder nu; nu richting Saarburg- en brücken, langs de Saar, een prachtige oeverweg langs stevige, bedruifde hellingen en voor een korte tijd met bermen afgezet vol met geel en rose; Japanse Kersen en Chineese Klokjes; ik leek zonnig weer tegemoet te gaan.
Maar dat was bedrog. Een klant nabij Selestadt zou op me wachten en zo denderde ik verder; via Saarbrücken naar Bitche en Haguenau en 't had er veel van weg dat de grens tussen Frankrijk en Duitsland de grens was van grimmige wolken en zonnig weer; totdat de Duitse wolken de grens versmaadden en vrij plotseling reed ik temidden van hagelwater vergezeld met een ruwe, robuuste storm; woest sloeg de natuur om zich heen, geïrriteerd en boos en toen die boom, negen, tien meter, de witte stam die had kunnen doden; ze viel om, vlak voor me en toen ze de grond raakte, veerde ze op, tot op de hoogte van mijn voorruit, maar een engel duwde haar terug, een weinig terug zodat de truck de lange stam net onder de voorruit raakte; alles in een schaduwveeg ogenblik; een enorme klap en spullen die op 't dashboard lagen vlogen eraf; de stam brak, spatte in enkele brokken uiteen. Even later stond ik aan de kant, onderzocht de voorkant, maar de engel had geen half werk gedaan: er was niets, maar dan ook niets te zien.
Verder dan maar; langs Strasbourg de Elzas door en onderwijl joegen zwarte hagelwolken vanuit Duitsland mij achterna; voor mij was 't onbewolkt en zo af en toe kreeg de Duitse hagel de overhand waardoor, wederom, een enorme regenboog ontstond; zomertijd, wat langer licht en even na zeven uur was ik op veilige afstand van de hagelwolken bij de fransman die op mij aan 't wachten was.
Laden, en daarna een wettelijk voorgeschreven drie kwartier stilstaan, maar daarna, in 't eerste donker, weer verder; links boven mij de maan en ik kon, door 't hoofd tegen het zijraam te drukken, net ernaast ook Jupiter als een heldere planeet zien schitteren totdat ik meer naar 't westen ging en, ook dat, zich wat wolken als gordijnen de twee lichten voor 't oog doofden. Tot bijna tien uur; en niet ver meer van Besançon. Toen was 't weer mooi geweest.
Schrok de wind? Had de storm berouw van de aanslag? Er is ingegrepen, getemde hagelwolken en er is geen gedruis meer; koest als een gehoorzame hond is de wind gaan liggen; nog zie ik de brokken stam voor me wegvlieden; de boom die de slag van de engel verloor.
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden door ome Willem