Ergens, even buiten, ten noorden van Toulouse, waar het krioelt van binnenweggetjes vol met drempeltjes, waar iedereen al wiegend overheen wiebelt, alsof 't allemaal kleine bootjes op een onstuimige rivier zijn en ik, als een groot zeeschip, daartussendoor manoeuvreer aan het begin van de dageraad; zo ongeveer bereikte ik mijn eerste klant die morgen, de laatste die ik bij me had en waar ik verwelkomd werd met zwarte koffie. 25 minuten en rond negen uur; toen was ik leeg en stevende naar de eerste van de twee teruglaadadressen.
De tulewolken hadden zich tijdens de nacht verenigd tot één geheel en ik reisde over de voormalige N-13 richting Carcassonne, een verkeersluwe weg; links en rechts van mij hoge bergen, maar door de bewolking was er niet erg veel van te zien en hoe verder ik naar 't oosten snorde, hoe meer het voorjaar greep leek te hebben op de natuur; steeds meer bloei, en hier en daar reeds ragfijn groen van jong ontsproten blad; vanuit 't noorden trachtte zware wolken de overhand te krijgen; een grote ronde stevige nimbuswolk dreigde vanuit het Centraal Massief, alwaar ik de dag ervoor nog aan de noordkant reed, het langgerekte dal dat zich uitstrekt tussen de twee zeeën, tussen de Atlantische Oceaan en de Middellandse zee, tussen Bordeaux en Narbonne.
Het is me wel duidelijk geworden; 'k zal 't trachten, kort, te benoemen: de laatste eeuwen heeft het denken, geleid door wetenschap en techniek, zich opgesloten in de hersenen en leidt sindsdien een geïsoleerd bestaan. Door dat afzonderlijke hersendenken heeft de mens vrijwel al het andere denken uitgeschakeld, geelimineert welhaast.
Arzens, een klein dorpje vlak bij Montreal; drie paletten en die zaten er binnen tien minuten in; de documenten waren reeds gereed; en zo rolde ik weer verder; boven Carcassonne langs, de weg op, via Homps en Capestang naar Maureillan, een dorpje vlak voor Beziers, en laden bij een adres waar louter wijn voor de handel wordt geladen; supermarktvocht, dertig paletten, maar vooraleerst een poos wachten, twee uur, eer ik aan de beurt was, maar toen ging het, voor Franse maatstaven, vrij rap: laat in de middag, rond vijf uur, vertrok ik weer, nog immer onder een bewolkte hemel.
Hoewel; in 't spraakgebruik wordt regelmatig op een ander denken gewezen: 't is net zo als in 't spraakgebruik met betrekking tot de wereld om ons heen; zo komt de zon op en gaat ze onder, zoals het hart zich verheugt over de komst van een geliefde, er op getrapt wordt bij een terging; termen die indruisen tegen het geïsoleerde moderne denken.
Nog rij-uren genoeg, dus stoomde ik op naar 't noorden, raakte verrukt, lyrisch nagenoeg, toen ik tussen Nimes en Bagnols sur Seize uitgestrekte witte velden zag, de eerste bloeiende fruitgaarden, kleuren, zacht stervend in de avondschemer en hier en daar ook een rose vlak; de vreugde ervan kon mij niet ontgaan en ik passeerde Montelimar, duwde met de voet op het rechter pedaal het gevaarte voortdurend voort.
Misschien lijkt 't wel wat lapidair, maar ik constateer 't voortdurend: het andere denken, het hartedenken, de geestelijke menselijke gesteldheid verdween met de verklaarbare wetenschap en de alleskunnende techniek, geestelijke goederen kwamen stil te staan en bedierven en werden in vele levens volledig gedeletet, afgeschoten, en als horizon weggewist.
Rond de avond parkeerde ik, nabij Chanas, de truck met oplegger en de vele flessen bij een kennelijk alleen bij Fransen bekende knaagschuur tussen de ruim honderd andere wegreuzen in; binnen een grote, wellicht reeds pensioengerechtige, oudere dame die als een generala de plekjes aan de tafels aanwees aan de binnenkomende vrachtrijders terwijl ze in de bediening geholpen werd door een dertigster met een jongetjeskapsel, een vooruitstekende onderkin en een cleopatriaanse neus; die in looppas met volle en lege borden tussen de schransers doorliep waarbij de oude moeke als een obstakel regelmatig in de weg bleek te staan en verderop, achter de toog, een besnorde schedel, een opa-achtige baas, vanaf zijn plaats soms luid bevelen schreeuwend, vergeefs, want de verstaanbaarheid werd verward door 't geluid wat de twee te hard aanstaande televisies ten gehore brachten.
Is dat het, dat bij mij wakker wordt? Metafysische goederen, hartedenken, geestelijk goed dient in beweging te blijven, anders bederft het en is reeds in vele levens bedorven; 't manifisteert zich in 't minachten van de voorouders: het afzonderlijke hersendenken maakt verwaand, voelt zich verheven boven eerlange tijden: wij kunnen, weten en doen alles veel beter dan zij daar, die voor ons leefden; de arrogantie van 't moderne denken, van de moderne wetenschap die eigenlijk niets meer weet dan dat één en één twee is.
Maar ach: het eten was werkelijk smaakvol; hier geen geserveerde aldibrokken; in ieder geval voorzien van een goede kok die zo nu en dan om de keukendeur kwam kijken; nog wat extra aanwijzingen aan de beide dames gaf; soms zelfs een vraag stelde: ik kon, bij 't zien van het tafereel tussen de tafels, een glimlach niet onderdrukken: net film, en wat voor één.
Na 't eten wandel ik terug naar de groene kar; boven mij inmiddels geen wolken meer, dus kijk ik naar de sterren; venus, die ik tijdens het laatste rijdende uur nog helder zag, net in 't westen ondergegaan en ik denk na: is 't geen nieuwe maan vandaag? Boven en tussen alle schoonheid door, voel ik de spanning in de tijd; iets staat er te gebeuren. Ondanks dat ik vandaag genoot van bergen, wolken, natuur en lentebloei- en kriebels; 't is alsof de vulkanen in 't Centraal Massief gereed staan om een enorm trompetgeschal over de aarde te blazen; dieper dan de nacht zich denkt tracht ik de contouren van uitgewiste horizonten terug te halen; enkele meters achte me stroomt de Rhône, welhaast onopgemerkt, geruisloos door; al eeuwen, reeds ver voor hersendenkende tijden, van vóór 't isodenken, toen de mens nog hartelijk was.
Aldus schreef ome Willem.