En 't was al aardig druk; aan alle kanten denderde het verkeer langs mij heen en ik denderde lustig meer; er af bij Port d' Italy, zo heten de afslagen op de rondweg en genoemd naar oude Parijse stadspoorten uit vervlogen tijden. Als maar verder, en ter hoogte van de plaats waar de laatste vrouw van Willem van Oranje overleed brak de opkomende zon goed door. Trouwen, niet ver van waar ze geboren werd: even later passeerde ik Nemours en reed de weg op naar Montargis, en daartussen ligt het plaatsje
Châtillon-sur-Loing waar Louise in 1555, dus in het jaar dat Karel de Vijfde overleed, geboren werd en de oplettende lezer wist natuurlijk allang dat met de stad waar de zon goed en wel opkwam,
Fontainebleau werd bedoeld waar mevrouw Coligny op 13 november 1620 op 65-jarige leeftijd haar laatste adem hier op aarde uitblies.
Uiteraard, ik kon het niet laten; het eerste stuk, vóór Montargis, waar vroeger de routier "Les Cent Bornes" (de honderdste (kilometer)-paal) te vinden was, is onbegonnen werk, maar meteen ná Montargis een lust om overheen te snorren, de oude. N-7 en ik waande mij in voorbije tijden, stevende op de splitsing af: rechts naar Bourges, links naar Nevers en precies daartussen een vermaarde smulhut; al jaren en nog steeds en omdat ik te vroeg op was, haalde ik er een uur lang wat slaap in.
Na de slaap en koffie verder, de weg is weliswaaar tolvrij, maar na enige tijd dermate gemoderniseerd dat van het oude N-wegcharme weinig meer over is: van Cosne tot na Nevers is alles vierbaans en daarna, tot Moulins, slechts nog geringe delen terwijl ook na Moulins, richting Roanne, niet veel meer over is van de ooit zo vermaarde N-7 en vermoedelijk daarom dat ik voor Feurs niet met het verkeer mee de snelweg opdook, maar tot vlak voor Saint Etienne op de oude weg bleef, de stad rechts om ging die mij voerde tot de ook al zo gemoderniseerde route richting Le Puy.
Monistrol sur Loire, daar boog ik af, dwars door een berggebied met kronkelige wegen en een St Romain Lachalm, jawel, een dorpje waar ik kortgeleden ook al was, ontdeed ik mij van een twintig paletten lading waarna ik verder reisde; nu in oostelijke richting.
Kronkelend, berg op, berg af, de laatste meer en meer, want na Annonay rolde ik langzaam maar zeker her Rhonedal in, de rivier die ik vanuit een respectabele hoogte vredig zag stromen, een mooir uitzicht had op de brug waar ik later, bij Serriéres, over zou komen en waarna ik de richting van Grenoble koos, een route die langs
Beaurepaire gaat, waar je over een vlakte rijdt en voor je steeds duidelijker de Alpen op ziet doemen.
Grenoble was ook de stad waar ik eindigde, waar ik in de avonduren nog wat lustig rondtrapte en over het Victor Hugoplein rolde, langs het standbeeld van Pierre Terrail, seigneur de Bayard, die hier zo rond 1450 en 1520 op zijn paard de beest uithing en
ondertussen zei ik tot mijzelf "wat grappig: maandag fietsen in Parijs, dinsdag in Grenoble" en ik realiseerde me dat er vermoedelijk maar weinig beroepen zijn waar zulks mogelijk is en des te opmerkelijker is het daarom dat er maar zo weinig collega's zijn die een dergelijk sub-vervoermiddel met zich mee op reis neemt.
Aldus schreef ome Willem.
---