Inmiddels was het half bewolkt met regelmatig een verwarmde zon en de terugtocht kon beginnen; eerst naar de plek waar Roland of Leyburne in 1200 aan de oever van de rivier een nederzetting liet bouwen en sindsdien, zij het wat verfranst, nog steeds zijn naam draagt; Libourne, stad waar de Isle in de Dordogne stroomt, waar de Franse advocaat François Brinon geboren werd, later berucht om zijn verregaande collaboratie met het Duitse Naziregiem waarvoor hij in Fort Monterosa nabij Parijs in 1947 werd gefussileerd en in dat stadje haalde ik wat spullen op voor Nederland en tijdens een korte pauze keek ik even in de kleine binnenstad rond en concludeerde daarna dat er daarbinnen niet veel te beleven viel waarna ik op weg ging, op weg naar Angoulême waar nog meer spullen op mij lagen te wachten.
De weg is, ook bij beroepsgenoten, weinig bekend; de meesten kiezen ervoor de drukke N-10 af te peren, maar iets ten oosten ervan loopt een andere weg, vreedzaam, stil en uiterst geriefelijk om overheen te snorren; over La Roche Chalais, Chalais en Montmoreau-Saint-Cybard waarna ook Angoulême wordt bereikt en dit keer was het er zo stil, dat ik het vermoeden koesteren dat de weg door de naviaapparaten onzichtbaar was gemaakt. Onderweg trof ik nog een fruitstal die, na proeven, verrukkelijke kersen had; ik kocht er een driekwart kilo van en terwijl ik voortkoetelde zoefden regelmatig uit het zijraampje enige pitten de berm in; langzaam sloeg het weer wat om, trok een grijze deken de blauwe bovenlaag toe.
Nadat ik ook de spullen uit Angoulême in de achterkar gedaan had, rolde ik verder; ook dit keer anders dan anderen gebruikelijk zijn te doen: kijk op een goede kaart en dan ziet men een goede route getekend die op de weg Limoges-Vierzon uitkomt, terwijl, na een splitsing, een andere weg via Bellac er zelfs ten noorden van uitkomt. Beide zijn goed te doen, maar er is er, voor de specialisten, nóg één; en het is alweer tijden geleden dat ik dié voor de reis gebruikte, de route, kort geschreven, over Le Blanc, nauwelijks bekend, dus volstrekt onbemind, maar wel een route waar je ontzettend goed door kunt knallen en zo reed ik eerst richting Limoges, tot aan Chasseneuil en sloeg toen af naar Saint Claud, een dorpje waar je tot voor kort nog door heen moest, maar waar ook al weer een rondweg omheen werd aangelegd. En toen volgde Confolens en weldra kwam ik aan te Bellac alwaar ik links, pal naar 't noorden, afboog en even later, bij Le Dorat, stalde ik het voertuig op een spookachtig en verlaten spoorwegterrein met naast me een half afgebroken station met daarnaast een vervallen gebouw dat ooit als opslagplaats moest hebben gediend en terwijl bijna geheel Nederland zich geestelijk met haar oranjereligie kwelde, wist ik van niets, droomde wat van komische stationsspoken die op het zanderige terrein met elkaar in het donker een balletje aan het trappen waren; overigens niet nadat ik in het nabijgelegen stadje had rondgefietst, met een stevige klim naar boven en aldaar de middelseeuwse, nu duizend jaar oude, kathedraal, althans in Romaanse stijl gebouwde kerk, had aanschouwd.
Rond half zeven, vandaag dus, gaf ik alweer gas, met gezwinde spoed weer verder; grijs begon de dag en grijs zou het blijven; eerst nog droog, droog toen ik Trimouille door reed, droog ook tijdens de verdere rit over de D 675, een prachtig stille omgeving, soms wegfladderende duiven, een verschrikte roofvogel en meewaardig kijkende koeien en verder velden met mais, koren, mosterd en zonnebloemen, dan weer door een prachtig groen bos; steeds maar verder over de onbekende weg en bij Le Blanc de Indre over en daarna weer door, steeds maar verder, door Lureuil en Azay le Ferron en via Villedômain kwam ik aan in Saint Aignan, niet ver van Mareuil sur Cher waar ik weer wat lading ontving; inmiddels begon het zo nu en dan te spatten.
Na ontvangst van de lading naar weer een ander adres, niet zo ver van de laatste vandaan en via Contres kwam ik te Celettes; en wederom werd lading toegevoegd in de oplegger en omdat die toen nog niet vol was, ontving ik nog een laatste opdracht, een drukke, want het was vlak bij Parijs. Bovendien begon het op te houden met zachtjes regenen en stortte neerslag zich in enorme hoeveelheden en onophoudelijk neer en via Blois belandde ik even op de waterige autosnelweg die ik na Orleans verliet en de eveneens kleddernatte N-20 volgde, over Janville, Angerville, Etampes en Arpajon terwijl aan alle kanten het water steeds hoog werd opgezwiept; rond twee uur kwam ik op Rungis aan.
Nog bijna vier uur rijtegoed, dus nadat ik ook deze klant er in had zitten, dramde ik me van zuid naar noord Parijs door en dra zat ik op de weg naar Soissons, geen onbekende weg dit keer en tussen Soissons en Laon haalde ik wat honing, de lekkerste honing die ik ken, rechtstreeks van de bijenhouder: honing van Franse bijen dus.
Ondertussen wist ik met de resterende rijtijd via Hirson en Chimay Couvin te halen; ook deze rit is weer bijna voorbij; heen en terug naar Bordeaux, bijna zonder snel-, tom- of tolweg; 't is wat dit reizen aangenaam en interessant maakt; koffie drinken aan het marktplein van Saint Aignan en in de avond mij Marc in café Normandie op bezoek en als een soort zwerfkei rol ik regelmatig over en naar plekken toe waar de meesten zelden komen of nooit komen zullen.
Aldus schreef ome Willem
---