Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 19 juni 2014

Het nummer

Het is al lang geleden en de eerste keer dat ik er mee geconfronteerd werd, aan de oever van de zoutzee in de buurt van Zohar, in het kleine koffietentje dat de naam "Lots wife" had. Jawel, ik had het wel eens "van horen zeggen", maar het werkelijke zien was toch heel wat anders en daarna duurde het nog vele jaren voordat ik ten volste begreep wat het betekende, hoe het had gevoeld, niet op het moment zelf als de cijfers gebrand werden, maar ook daarna, de jaren daarna.

Merkwaardigerwijs stond ik stil langs het spoor, op het terrein van een oud en vervallen goederenspoorstation en werd gewekt door een voortrazende trein die een enorm fluitsignaal liet horen. Het terrein waar in één van de oude perronloodsen in de avond ervoor de laatste goederen had gelost.
Zouden hier die helletreinen langs gereden zijn...?

Even over vieren en ik voelde mijn benen nog een weinig. Nog van de fietstocht door Poznan; ik schoof de gordijnen open. Niemand, verlaten, alles om mij heen. In de stilte startte ik de kleine trouwe CX-DAF, de enige CX-DAF ter wereld, en vertrok de vroege morgen in.

Klein, Klein heette hij, hij was, toen ik jong was, al dik in de zestig; ik herinner me het nog goed: mister Klein, en hij noemde mij doorgaans Gavér Tov en hij was geboren in Hongarije. Tijdens het werk in de hitte liep hij meestal in een grijs of blauw hemdje en toen was het altijd onmiskenbaar te zien en omdat ik wist, althans meende te "weten", vroeg ik er nooit naar.


Eerst een recht stuk naar 't westen, terug, en een opkomende zon trachtte mij door het linker portierraam te verblinden wat ook gelukt zou zijn indien ik boven het portier geen zonnescherm had zitten dat ik tegen de indringende stralen naar beneden trok: bij Nowi-Tomysl sloeg ik af, volgde de oude, thans niet al te drukke weg, verder, verder naar 't westen, langs opschietend mais, bloeiende piepervelden en door bosrijk gebied, de ene keer loof, de andere keer naald en onderwijl stopte ik diverse keren: voor koffie, voor een gebakken eitje en voor enkele boodschappen en daardoor bereikte ik met een uur vertraging de oever van de Oder, de nieuwe grens tussen oost en west, een grens die steeds meer vervaagt; aan beide zijden ziet men nog -bijna- louter Poolse vrachtvoertuigen rijden, ik schat meer dan 80 procent. De overige twintig zijn voor negentig procent Russen, Balten of andere voormalige "oost"blokkers, de rest een enkele Duitser en summier, een, net als ik, een verdwaalde landgenoot.



Verdwaald, maar anders verdwaald moet mister Klein zich ook hebben gevoeld toen hij als één van de weinigen terugkeerde in zijn vaderland dat hem zo smerig had verraden en zodra het mogelijk was nam hij de wijk naar het Midden Oosten, naar een nieuwgeboren land: uit zijn verhalen, die hij meestal in een mengeling van Jiddisch en Duits vertelde, maakte ik op dat hij meteen na aankomst in een onafhankelijksoorlog terecht kwam terwijl en toen hij het vertelde, zijn landgenoten zich verdedigden tegen de reeds vierde aanval die enkele maanden daarvoor op yom Kippoer begonnen was.


Het eerste stuk door Duitsland bracht mij al snel op de Berliner Ring, wederom te Großbeeren waar ik lading voor een halve auto met bestemming Nederland ontving; snel, vriendelijke en geen gezeur. De vrachtpapieren lagen klaar en binnen een kwartier kon ik vertrekken. Merkwaardige wereld, waarin ik verkeer. Tussen allervriendelijkste mensen waar hun vaders en grootvaders bereid waren tot zulke wandaden; hoe het kwaad zich kan spinnen in de geesten en zielen van een heel volk, gevoed door slechts één enkele boze, misschien enkele boze, wellicht een legio kwade geesten: "Ik heet Legio want wij zijn velen!"

Verder reed ik, en er doemde na Berlijn een file op, net voor een afslag waar ik wijselijk gebruik van maakte en via Brandenburg maakte ik een mooi ommetje, kwam net voor Magdeburg de snelweg op, niet lang, want al snel moest ik er af om de overgebleven lege ruimte in de kar te vullen; 13 paletten, en alweer van die aardige lui. Duitsers zijn praktisch, zeuren niet en weten de bureaucratie omtrent ladingpapieren tot een minimum te beperken, doorgaans behulpzaam, al schreeuwen ze soms wel eens erg hard en na het laden snelde ik verder, passeerde de oude D.D.R.-grens weer en vlak voor het kruispunt van Hannover-Wolfsburg was het weer raak; rechtdoor verstopt, ik sloeg rechts af, de weg op naar Wolfsburg en aan het einde naar links, de Bundesstraße via Gifhorn en Burgtorf naar Hannover. Altijd belangrijk als je in mijn beroep de weg weet en maar goed ook, dat velen die kennis inmiddels kwijt zijn geraakt: de Bundesstraße lag er verlaten mij met enkel wat plaatselijk verkeer zodat ik mooi door kon knallen.


Mij was al lang bekend dat het alleen in Oświęcim  plaats vond; het inbranden van cijfers, waar mensen "voorzien" werden van een, meestal zescijferig, getal en dus moest mister Klein dat kamp hebben overleefd, maar toen, toen besefte ik dat slechts ten dele, zeer ten dele, terwijl het punt van ten volste beseffen nooit werd bereikt. Diegenen die zo'n nummer hadden lieten het nooit zien: schaamden zich ervoor en stopten dat veelal onder kleding weg.


Aangekomen op de ring van Hannover bleek het weer erg druk te zijn; langzaam rijden, maar gelukkig niet lang, want weldra kon ik er weer af. En om geen last te hebben van een rijverbod vandaag snorde ik eerst naar Nienburg. Vandaag, donderdag, is er vanwege een katholieke feestdag een rijverbod voor vrachtverkeer in sommige deelstaten, waaronder ook Rheinland. De reguliere snelweg komt, na Osnabrück, een dertig, veertig kilometer door die deelstaat heen, tot net ná Rheine. Tien kilometer ten noorden daarvan loopt de deelstaatgrens met Niedersachsen en deswege besloot ik uit voorzorg de betreffende deelstaat te mijden. Dit keer kwam het ook goed uit, want de deellading uit Magdeburg moet in Friesland gelost worden.
Zo snorde ik na Nienburg over de "214", over Süllingen en Diepholz tot aan Ankum waar ik de nacht doorbracht, waar ik een eenvoudige maaltijd genoot in een ouderwets Duits "gast"hof, met vriendelijke bediening en ik vroeg me af: wat heeft dit volk zo'n zeventig jaar geleden bezield! Wie heeft "ze" bezield, ja, welke afgrondssatan nam bezit van haar leiders die opriepen tot de verschrikkelijkste wandaden waar Mister Klein als één van de velen onder leden, al had hij het dan "over"leefd.


Vanmorgen, ik was alweer, en al ben ik geen vogel, vroeg uit de veren waarna ik verder reisde; Fürstenau, en dan op Haselüne aan waar zich Raststätte Eltern bevindt, één van de beste en gezelligste eethuisjes langs de Duitse Bundesstraße, klein, en naar Duits plichtbesef, 24 uur per dag geopend en waar het dus altijd goed toeven is; en de eigenaar van het restaurant heet Hern Brümmer, wat op zich wel een aardig vergelijk geeft met een Brümmi, een Duits subwoord voor chauffeur. En weer verwonder ik me over de Duitse vriendelijkheid, de service en het goedsmakende, niet te dure, ontbijt; een kopje koffie voor negentig cent, wat vindt je dat nog?

Natuurlijk. Het antisemitisme zat diepgeworteld, al eeuwen en eeuwen, en het heeft nog steeds diepe wortels in onze, met name Europees-Christelijke samenleving, uiterst geraffineerd en sluiks, en naarmate de vrije markt het geweten gaat overheersen, doemt dit gruwelspook steeds sterker en frequenter op. Toch blijft het voor mij een ondoorzichtig raadsel hoe mensen er toe kwamen op andere mensen een stempel te drukken, en tegelijk ontvang ik er een signaal mee dat diezelfde tijden aanstaande zijn en weerkeren; in een ogenblik, binnen enkele dagen, zoals de muur viel. Een samenleving die aan een gruwelgeest plaatsgeeft, roept haar onherroepelijk over zich heen.


Mister Klein verhuisde later naar Sde Boker, vlak bij En Avdad waar voor een groot deel de film Jesus Christ Superstar werd opgenomen en inmiddels zal mister Klein wel overleden zijn; het kleine houten eethuisje, Lots Wife, bestaat ook al jaren niet meer doordat het werd getroffen door een vallen rotsblok terwijl, wonder boven wonder, iedereen buiten aan de terrastafeltjes zat.


 Maar nog dagelijks dansen zijn cijfers mij voor ogen, dat getal van de bijna ultieme gruwelheid, tracht de pijn te voelen die dat inbranden teweeg bracht, de pijn van het dragen, meedragen, het verdere leven lang en probeer te begrijpen, te beseffen.

Nu, tussen al die vriendelijke Duitse mensen!

Maar het lukt me niet.

Dat nummer.

Aldus schreef ome Willem
---