Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 1 april 2014

De aftrapper.

Kroonjuwelen langs de kant van de weg, duizenden kleuren tooien de bermen, bergen, tuinen en openbaar groen; vreemd, zo'n voorjaar zonder voorafgaande winter. Echte winter dan.

Anderhalve dag op weg alweer, April verving maart en ik rolde tussen al het ontluikende groei en bloei door; en inmiddels voorvoel ik de dreiging; nee, ik ben er allerminst gerust op.

In tegenstelling tot vele andere keren, vetrok ik niet vroeg, maar laat, ja, laat in de middag zelfs, rond vieren, dus dan is de dag al ver gevorderd en doe je niet echt veel meer. Utrecht, Roermond, Maastricht voorbij, ja, ook Luik nog wel, maar langs het traject Verviers-Prüm dook ik laat op de avond een desolate, bijna lugubere, parkeerplek op; gordijnen toe en weg, weg van deze wereld, en kwam enkele uren terecht in een weergaloze omgeving waarvan ik mij bij het wakker worden nagenoeg niets meer van kon herinneren, dan alleen het sprookjesmoment, gevuld met de klanken van de hoboïst uit de eerste symfonie van Ries, afgewisseld met fluit en klarinet die in de verte doet denken aan de pastorale van Beethoven.

Laat stoppen betekend ook; niet erg vroeg beginnen; rond half zeven vetrok ik weer, bij Winterspelt Duitsland in, langs Bitburg op Trier aan, even langs de Moezel waar ik later vanuit de hoogte op neer keek toen ik de enorme lange klim na Trier beklom, en later, even voor Nonweiler waar men nog even een blik in de diepte gergunt wordt.

Dat ze elkaar onmiskenbaar beïnvloed hebben was onontkoombaar; beide, Ludwig en de veertien jaar jongere Ferdinand, kregen in Bonn les van pappa Ries; net voor de stubbelingen tussen de Fransen en de Oostenrijkers begon Ries aan zijn eerste symfonie, en om zijn dienstplicht te ontlopen was hij voortdurend onderweg; rond 1811 kwam hij aan in Wenen, nog geen twintig jaar en ondanks zijn jonge leeftijd speelde hij op verzoek van zijn oudere collega de pianoforte van diens derde pianoconcert; getuige dat hij, Beethoven, Ries volkomen voor vol aanzag.


De bergen rondom waren vol van witte bollen, meestal prunissoorten, maar ook vele, andere witgeworden lentebloesem; daartussen nog het grauw van de nog slapende, welhaast levenloze takken en struiken; niet alles ontspruit in één keer. Saarbrücken, Zweibrücken, ik kwam er allemaal langs, door de heuvels via Hornbach naar Frankrijk, Bitche, en dan, net als ruim een week geleden, weer het prachtige dal door naar Hagenuau.

Het was het jaar dat de Oostenrijkers zich, uiteindelijk, overgaven, Fransen legers Wenen innamen en Ries, alweer om eventuele inlijving in één of ander leger te ontlopen, vetrok, nu terug naar Bonn terwijl hij zijn eerste symfonie voltooide waarin een adembenemend tweede deel, een sinderende andante werd verwerkt en waar het gejammer en gekreun van gewonde soldaten in de noten werd geweven; natuurlijk: invloeden van zelfs Mozart's Jupiter, die hij ongetwijfeld gekend heeft, zijn onmiskenbaar; geraffineerd speelt hij met dissonanten en, soms, valse noten die het lijden duiden, ja, hetgeen zijn muziek tot deugd maakt.


Strassburg, daar was het druk, erg druk, maar ook hier kwam ik zonder kleerscheuren langs, de -oude- weg op naar Selestadt en vanaf Erstein langs de Rijn,een doodstille, vrijwel onbekende weg, wederom omzoomd door uit het kreupelhout opschietende bomen, vaak met klimop begroeide stammen, takken en twijgen bekleed met ragfijn eerste groen, de bodem bedekt met duizenden witte bloempjes, volle zon, en soms een heel stuk op de oeverdijk, naast een spiegelgladde rivier en even verder twee schepen die zich stroomopwaarts zwoegden.

Het oor luistert muziek, muziek die het in 't geheel niet begrijpt; Ries kreeg het in Bonn voor elkaar om de symfonie in druk te laten verschijnen en pas een jaar later, in 1813 en toen de internationale gemoederen ietwat bedaarden, werd zijn eerste in Leipzig uitgevoerd; het publiek was verbijsterd en euforisch en wie het stuk van de jonge musicus thans beluisterd voelt de spanning over een ongewisse afloop.

Bij Mackolsheim stak ik de Rijn over, op weg naar Freiburg, langs sneeuwwitte kersengaarden, dan door de stad, vervolgens de bergen in, het Zwarte Woud; nadat ik Titisee passeerde en langs de Schlursee kwam, in de verte nog besneeuwde toppen, en onderweg hier en daar nog flinke sneeuwresten; een enkele ski-helling was nog halfwit. Niet veel later denderde ik met het gevaarte de 16 kilometer lange helling af naar Waldshut, naar beneden, het dal van de Rijn in en vanaf de duizelingwekkende hoogte kwam ik rond vieren bij de douane aan; na een uurtje en zonder noemenswaardige problemen kon ik met de goederen Zwitserland in, op weg naar Regensdorf waar ik mijn voertuig kwijt kon voor het hek van de klant, de eerste klant voor morgen.

Steeds weer, ik kon het niet laten; die eerste van Ries; een vermoeden; de klanken, die het inzicht geven; muziek wordt niet beloond, maar is geluk in zichzelf, de waargenomen klanken leiden tot eeuwigheidskennis; en daarom een adequaat medicijn tegen lijden. Hoe meer inzicht de mens krijgt in de schoonheid van muziek, hoe minder zal hij lijden; men ondergaat niet meer, maar komt er bovenuit, zoals de trompetten en hoorns in die eerste van Ferdianand Ries en men louwert zich aan de sprookjestinten; een voorspel op zijn latere werk "der Sieg des Glaubens". Wie durft?


Natuurlijk haalde ik de trapson achter uit de kar, fietste naar het een centrum dat niets te betekenen had, reed verder nog wat verkennend rond, waagde een poging om de omgeving vanuit de hoogte in het avondlicht te schouwen; onderwijl "knipte" ik wondermooie bomen, rode, met azalea-achtige bloemen, een prachtig witte Magnolia en een andere enorme kroomboom, pronkend als een juweel van duizenden karaten.

Terwijl ik de helling optrapte, verloor ik bijna mijn evenwicht; mijn klomp schoot van mijn voet en kwam onder het achterwiel; alles in een oogwenk: toen ik omkeek besefde ik wat er gebeurde. Naast de klomp lag een trapper, mijn trapper, de linker, er afgetrapt door een wellicht iets te hoge aanzet; domme pech, al was er één geluk, want omdat ik bezig was de hoogte op te zoeken, kwam ik betrekkelijk eenvoudig terug bij de groene CX. Morgen maar eens uitkijken naar een rijwielherstellingsoord; de DAF-service kon het in ieder geval niet maken.

In de stuurhut mijmer ik nog wat na; nogmaals de eerste, geschreven op één van de vele kantelingen die de tijd gekend heeft; de tijd gaat maar voort zonder wederkeer; en toch; de dreiging, de boodschap is mij niet vreemd; het lijkt aanstaande: nog een jaar, enkele maanden, weken misschien; niemand die de toekomst kent! Zoals een fiets met slechts één trapper; er ligt geen enkel doel in muziek dan alleen het leven zelf.

Aldus schreef ome Willem.
---