Een gierende storm om mij heen, vanwaar komt zij zo opeens? Vreemd, geheimzinnig weer, voorspel van, ja, van wat eigenlijk? Toen ik gisteravond, na een uiterst enerverende reis achter het slot op het fietsenhok deed voelde het bijna zwoel aan; nog geen half februari!
De dag die begon in Italië, in XXmiglia, venti, twintig, miglia en volgens sommigen omdat het stadje twintig kilometer van de Franse grens afligt. Nonsens natuurlijk, want Ventimiglia ligt minder dan twintig, en vroeger, toen Italië zich voorbij Nice uitstrekte, veel meer. Wel is de stad, vroeger Internel geheten, zeer oud, werd, ondermeer, door de Saracenen diverse keren verwoest en ligt aan de oude heerbaan, net waar de Via Aurelia overgaat in de Via Lullo Augusto dewelke zich tot voorbij Arles voortzet. Genoeg hierover: rond half acht vertrok ik naar Zoetwater; Dolceaqua, voor een terugvracht, en ik zocht naar een "fabriekje" maar vond, langs de smalle bergweg vol met reeds bloeiende Mimosa, slechts een iets meer dan een woonhuis, zonder naam of nummer; niets. Aldaar ontving ik de vracht waarna ik de terugreis aanvaardde, terug het dal uit waar een stuk trottoir van het dorpje versierd was met sinaasappelboompjes waaraan nagenoeg rijporanje appels hingen.
Een prachtige tocht door de Alpen, eerst een stuk terug naar 't westen, Nice, vandaar recht naar 't noorden, langs de opgang van de Cime de la Bonette en de Col de Cayole; de zon scheen, de dag ervoor vreselijk gesneeuwd en ik zag voertuigen met soms meer dan een halve meter sneeuw staan. Maar de weg was redelijk. Even, nabij Entravaux, was ze er nog maar voor de helft, omdat door het slechte weer een grondverschuiving had plaatsgevonden, maar daarna de Col de toutes Autres over vanaf waar ik een geweldig vergezicht kreeg te verwerken. Opeens trouwens, vooral na Saint André, leek ik alleen op de wereld en tot aan Digne kwam ik niemand meer tegen.
Ook Digne-Grenoble, het tweede deel van de reis, bleef ik de eenzame vrachtwagen; niemand waagde zich kennelijk op de route. Aan de horizon, tussen de Alpenreuzen, doemden inktzwarte wolken op: dat zag er niet best uit!
Wellicht dat gene zijde inmiddels onbegaanbaar werd? Tegenliggers, personenvoertuigen, hier voitures genoemd, stelden mij gerust: geen van hen leek enige last van witte neerslag gehad te hebben. Toch, nagelbijtend stormde ik voort, zo snel als ik kon de Col de Croix Haute op, maar alle ongerustheid bleek onnodig; de Col was schoon, de afdaling goed te doen en na een tiental kilometers was ik zelfs helemaal de sneeuwzone uit.
Het laatste deel; grotendeels saaie snelweg; Grenoble, Lyon en langs Bourg en Bresse naar voorbij Lons le Saunier, langs Pouligny en Arbois; negen uur en negen en vijftig minuten; het was weer welletjes. Inmiddels zij negen rusturen alweer voorbij. Buiten jaagt nog steeds de vannacht opzettende storm. De prachtige, wolkloze sterrenhemel van de afgelopen avond is inmiddels verdwenen; misschien is er wel zwaar weer op komst. Kom, ik ga mee, mee met de voortjagende storm.
Aldus schreef ome Willem.