Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 13 februari 2014

Crupelandt's stad.

Opeens, opeens stak een storm op, een onstuimige westenstorm, met striemende regen, scheerde over de zaligheid!


De file voor zijn, dus alweer in een klein uur van laag getal vertrokken; tot vijf uur nagenoeg alleen, alleen op een veel te brede asfaltbaan, de Kennedytunnel door, Antwerpen voorbij, op Utrecht aan; zes uur en opeens, vanaf Geertruidenberg, de twee banen naar het noorden volbezet; een rivier van rollend verlicht techniek.
Veenendaal, ook daar was 't nog donker; alsof het licht nimmer wilde weerkeren, maar even na zevenen kwam een eerste medewerker die voor koffie zorgde. Het duurde tot acht uur voordat ik lossen kon: acht uur, nu, 24 uur geleden alweer.



Utrecht volgde, een adres aan de Atoomweg dat ik al jaren geleden tot Atoombomweg heb gebombardeerd, een adres waar het (niet)lossen met een eindeloos wachten begon. Een firma die opslag verzorgt voor derden: dan kun je 't oplopen. De opdrachtgever, meestal een grote producent, moet eerst fiat geven voor het lossen van aangebrachte lading en dat blijkt, keer op keer, op vreselijke moeilijkheden te stuiten; vraag me niet waarom.
De toestemming had er, uiteraard, al moeten zijn: men wist, althans kon weten, dat ik goederen geladen had in Frankrijk, maar nee hoor; de toestemming tot lossen was nog niet gearriveerd.
Dan volgt een faxje, telefoontje, een belrondesessie; daarna wachten: twee koffie, afgewisseld met heldere automatenkippesoep per uur, maar na twee en een half uur nog geen teken van leven in vorm van een lostoestemming.

Dan maar vertrekken, zonder achterlating van de bestelde goederen en die in Amsterdam, bij "ons" in de loods, neergezet in afwachting van. Dat al dat extra laden en lossen de kwaliteit van de goederen niet bevorderd, mag duidelijk zijn, evenals het kostenverhogend effect alsmede de extra milieubelasting, maar ja, dat zal die verantwoordelijke pief van die multinational, die te beroerd was om een lostoestemming te faxen, een zorg zijn. Soms heb ik best een grappig beroep, rondzeulen met bestelde goederen die men niet wil hebben.

Vanuit de thuisbasis opnieuw vertrekken, met een kistje voor Tahitie; daarna naar Duiven voor een aantal paletten met bestemming Robaais, het Franse stadje dat als eindpunt geldt in een beruchte wielerklassieker: Roubaix, ooit een vermaard textielcentrum.

Maar halen zou ik het niet meer voor het einde van de dag; net voorbij Eindhoven, Eersel, één van de acht zaligheden, dat was het wel en in de avonduren nam ik poolshoogte van het centrum, de oude markt met gezellige horecagelegenheden en twee kleine kapelletjes; en toen ik terug naar de truck fietste gebeurde het: opeens, zonder nadere aankondiging: alsof het uit de lucht kwam vallen: het kwàm uit de lucht vallen: ongenadig en in tien minuten raakte ik doorweekt terwijl de storm mij voortstuwde tot aan mijn truck.
Snel de fiets in 't hok, de stuurhut in: ruw weer en ik deed snel de kachel aan: niet veel later droomde ik weg terwijl de westenwind gierend de zaligheden teisterde; een wilde slagregen trachtte vergeefs door het staal van de hut te dringen.

Vanmorgen verder, de storm was overgewaaid, of misschien ergens, achter een gindse boom, gaan liggen. Weer vroeg, weer alleen; inmiddels beleef ik de geboorte van het nieuwe daglicht, sta midden in de oude stad van de klassieker uit 1896 die ooit tot tweemaal toe door één van haar inwoners gewonnen werd, Charles Crupelandt'), 1912 en 1914.

En ik? Ik wacht. Wacht totdat er iemand komt die bereid is te lossen.

Aldus schreef ome Willem.


Charles Crupelandt, 1913


'). Het leven van Crupelandt ging verder niet bepaald over rozen. Hij belandde in de (kleine) criminaliteit, zat twee jaar in de lik en tot slot moest hij op latere leeftijd door diabetes beide benen missen, voor een oud-wielrenner toch een hachelijk iets. Crupelandt stierf, nagenoeg blind, in 1955. Straatarm en in een tehuis voor daklozen.

---