Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 3 december 2013

Het dagbrood.

Het is toch volledig uit de hand gelopen; we zijn er aan gewend, maar goed beschouwd is het absurd.

Absurd, met datgene waarmee ik mij vrijwel dagelijks bezig houd, het veelvuldig verplaatsen van talloze goederen. Van hot naar her.

Zoals deze week weer begon: Flessen vol met Italiaans water rondbrengen in Nederland; Haarlem en Waddinxveen en uit Chili afkomstige wijn naar Leiden brengen. Alsof wij geen waterkranen hebben. Alsof wij geen nabijer met wijngaarden bedekt Frankrijk hebben.

Ooit, ja, in vele, ons voorafgaande eeuwen vond dit niet plaats, althans nimmer in deze mate. Oh, ja, over de wereldzeeen voeren houten zeilschepen met goederen, specerijen en slaven. Handelsreizigers reisden met handel op kemelen en paarden over het vaste land. Maar de uitwas zoals ontstaan in onze tijd, met zijn miljoenen trucks, met zijn propvol gestouwde supermarkten, vol met uitheemse goederen, was onbekend.

In Bodegraven, bijvoorbeeld, was ik de "zoveelste" truck die goederen, genoeg voor één mens voor vele jaren, 30 paletten pannenreiniger, in de oplegger kreeg en in de loop van de middag ging ik op weg richting Duitse grens, al mijmerend, en denkend aan een oud volk.

Een oud volk, dat, vele jaren reizende door de woestijn, elke dag leefde van datgene wat in de nacht met de dauw op de aarde neerdaalde, wat elke morgen verzameld werd, steeds genoeg voor één, soms twee, dagen; vervoer van goederen, zoals in onze dagen, was onbekend. Maar ook in alle andere tijden: men leefde van datgene wat men om zich heen vond, wat zich bevond in de nabijheid; onttrok slechts enkele goederen van elders en: men had genoeg.

Al dat gesleep met goederen; het heeft absurde, krankzinnige vormen aangenomen, het verplaatsen, opslaan en weerom verplaatsen, zeker ook indien ik bedenk, en als insider weet, hoe menigmaal één en hetzelfde goed wordt verplaatst. Met grote verplaatsmachines.

De laagstaande zon, december begon, de warmte maakte plaats voor frisser, steeds frisser weer; hoog ik de lucht scheren ganzen naar, ja, naar waar? Na vijfen is het reeds donker en ik reed de "61", bijgenaamd de vlaaienbaan (omdat er zoveel Limburgers gebruik van maakten; maakten, want ook de Limburgde chauffeur wordt met uitsterven bedreigt) af tot voorbij de bergen, voorbij de afslag naar Mainz en ergens, op een zelfs mij onbekende plek, vond ik een rustige, herrieloze rustplek; in de verte neonreclame van een bakkerij, wellicht met niet te versmaden vers. Vers brood en bolletjes, dagelijks opnieuw.
Dagelijks vers, zoals eens in de woestijn.

Aldus schreef ome Willem.

---