Vanuit Bragança kroop ik het land uit, Portugal, en ik bedacht: misschien wel voor het laatst en zulke gedachten komen de laatste tijd wel meer bij mij bovendrijven.
Meteen was de weg in Spanje een stuk vlakker en een kilometer of wat over de grens deed ik een klein en afgelegen horecainstelling aan: koffie met een boterham en terwijl ik een beetje rond keek bleek hier werkelijk van alles in de aanbieding te liggen: drank, speelgoed, kleding, snoep, bijlen, hamers en zowaar, een heel rek met wapens in diverse maten en prijzen, van handpistolen tot jachtgeweren.
Santiago is een samentrekking van Saint-iacho, Sint-Jacob zouden wij zeggen, en Compostella of Compestela in het Galicisch, zou zoiets als afvalplek kunnen betekenen, (denk maar aan compost) maar is in ieder geval een nadere aanduiding om de diverse Santiago's uit elkaar te houden.
Vroeger zou het niet in mij opkomen, want als ik ergens was, had ik mijn hele leven de tijd om er een keer weer te keren, maar met het klimmen der jaren realiseer ik mij dat, om overal nóg een keer te komen, daar de tijd, mijn tijd, te kort voor is.
De eerste grote stad waar ik langs snorde was gelegen aan de Douro, het oude Zamora, een stad met zeer veel goed bewaarde oudheden en vroeger door de Romeinen Occellodurim, "Oog aan de Douro" genoemd en er is zelfs een spaans spreekwoord bekend die het eerst gebezigd werd door Isabella de Katholieke die een tijdje koning was in de regio en die luid: "Zamora is niet in één dag overwonnen" en vergelijkbaar is met "Keulen en Aken zijn ook niet op één gebouwd".
Van twee volgelingen van Jezus die gevangen werden gezet, Petrus en Jacobus, werd de eerste in vrijheid gesteld, maar Jacobus kort daarna onthoofd en het verhaal gaat dat twee medevolgelingen met de onthoofde Jacobus na een lange reis per schip op zelpker moment terecht zijn gekomen aan de Spaanse kust en hem daar hebben begraven waarna daarna ooot het bedevaartsoord ontstond.
Er zijn nu eenmaal plaatsen waar ik voor het laatst ben geweest, zeker, en dat geldt natuurlijk ook voor bestemmingen en wegen waar ik langs reed, soms vele keren, soms éénmalig en dan blijft het ook bij die éne keer, en nu, Portugal, als de trent zich door zet van eens in de veertig jaar, was dus vanmorgen mijn definitieve afscheid, ik keek nog in de spiegels, draaide mijn hoofd even naar de bergen om en mompelde "Vaarwel, Portugal, het ga je goed!"
Na Zamora volgde Tordesillas en Valladolid, ik volgde eigenlijk gewoon de Douro die in Spanje echter Duero wordt genoemd en sloeg af richting Soria, de plek van de oorsprong van de Duero en eerst door de Romeinen Orio werd genoemd hetwelk de Grieken verbasterden tot Dorius en met een beetje fantasie lees je zowel Soria als Duero in de naam, Soria, waar ik na de middag aan kwam en een stad die ongekende bloei meemaakte en enorm veel Joodse invloed had, tot 1492, toen bij decreet het Oude Volk de omgeving moest verlaten wat groot economisch verval tot gevolg had.
De pelgrims, althans de meesten, dragen een vanuit huis meegenomen steen met zich mee die wordt achtergelaten tussen Astoga en Ponferrada, even na het plaatsje Rabanal, op ruim 1500 meter hoogte, bij Cruz de Ferro, het ijzeren kruis en tevens het hoogste punt van de pelgrimage en men doet dat om zo symbolisch al de in het leven meegedragen verkeerdheden en naargeestigheden, kort gezegt, zonden, daar neer te leggen om dan, ook letterlijk, verlicht verder te gaan.
Laat ik er maar niet te lang over nadenken waar ik, misschien, allemaal voor het laatst ben geweest, maar het geeft wel een vingerwijzing, een verwijzing naar de eindigheid van het ondermaanse bestaan dat zonder verwachting mij zinloos het overbodig voorkomt: waarom zien de mensen al het moois dat ze zien als bij hun verscheiden opeens alles verdwenen is, nog afgezien van alle kennis die dan zo verloren zou gaan.
Daar dachten die volgelingen wel anders over toen ze de onthoofde Jakobus begroeven alsmede de meeste pelgrimgangers van wie ik er deze week nog met een paar in gesprek ben geweest, en ach, je gelooft het of je gelooft het niet, geloven blijft het, ook in het niet.
Na Soria, maar ook daarvoor, rijdt je regelmatig op 1.000 meter hoogte, het landschap heeft veel weg van een maanlandschap (hoewel ik daar eigenlijk nooit goederen op vervoerde), het is meteen de grens tussen Castiliè en Aragón, en pas tegen de tijd dat je Zaragoza nadert daal je af naar de bedding van de Ebro, een naam die mij altijd doet denken aan het kleine vrachtwagentje dat ik toen reed, toen ik, lang geleden, voor disteleerderij Van Zuylenkom uit de Westersraat te Amsterdam met een Ebro de sterke drankjes in het land rond bracht.
Zaragoza ligt eigenlijk in een woestijnachtig landschap, in een enorme vlakte en bij helder weer zijn in het noorden contouren van bergen zichtbaar, die kant ging ik ook op, Huesca, wilde nog verder en verder, maar helaas, de rij-tijd raakte op en noodzakelijkerwijs moest ik stoppen, maar vanwege de vrijdagavond bleek alles waar ik langs reed dicht en verlaten, tot even voorbij Barbasto waar ik de truck op een beboste parkeerplaats kwijt kon en ook in het aangelegen restaurant lekker kon eten.
Een lang verhaal, deze keer, maar t' is ook een lange rit voor mij, deze week, éénmalig wellicht en wat dat betreft lijkt deze tocht op de gang die de bedevaartreizigers maken, want ik kan me nauwelijks voorstellen dat er aardlingen zijn die meerdere malen naar Santiago de Compostella zijn gewandeld.
Aldus schreef ome Willem.
---