Een beetje abrupt einde, afgelopen donderdag, maar ja, thuisgekomen vanuit de Chablis vond ik te weinig tijd iets zinnigs aan de meel toe te vertrouwen, maar het laatste deel verliep tamelijk vlekkeloos. Nadat ik bij alweer een uiterst vriendelijke wijnboer nog wat lekkers afhaalde was het via een alweer verschrikkelijke mooie weg naar een adresje in de Champagnestreek, vlak bij Bar sur Seine, dus kwam ik langs Tonnere en vandaar over een route die ik nog niet eerder reed; prachtig en stil was, ik genoot met volle teugen.
En via Bar sur Seine ouderwets, over Brienne le Chateau, Vitry le François en Vouziers weer naar huis.
Over de afgelopen dagen valt weinig te schrijven: eerst in Amsterdam geladen voor Wesel en Essen, dus het werd een uitstapje rond huis, al was het laatste deeltje nog het aardigst.
Toen ik in dinsdagmorgen in Essen leeg was, kon ik nog wat op gaan halen in Pronsfeld, vlak bij het kleine stadje Prüm, een stadje dat in 1949 bijna geheel in de lucht vloog toen men daar wat ongebruikte oorlogsmunitie aan het opruimen was.
Dus; Keulen voorbij, Euskirchen de weg op naar Trier en daarna, even voorbij Prüm, geladen en toen de weg uit, over Dasburg (een klein stadje mer ongeveer 300 inwoners en dat ooit door één of andere hertog werd geveild) en via Clerveaux weer naar huis en wie voornoemde weg kent, weet, dat het daar, in de "hohe Eifel" goed toeven is, al zat het weer niet mee: afgrijselijke hagelbuien en naargeestig koud, net an vier, vijf graden.
Vanmorgen bracht ik hem weg, het Dafje, naar de zaak, want voor de rest van de week ga ik wat anders doen dan in grote getale goederen verplaatsen.
Nog voor tienen fietste ik door de bossen tussen Hilversum en Austerlitz, in gezelschap van flinke en wederkerende regenbuien, maar verder fietste er niemand. Een enkele kraai kruiste zo nu en dan mijn bospad en het enige nare aan het gure weer was de kou die mijn handen deed verkleumen.
In de laatste paar kilometers brak de zon door, wat bleek, maar genoeg om wat te warmen, maar ze was er, omringt en omzoomd door wolligdikke wolken, hier en daar met donderkoppen die onluisterend en wolkschuddend naar mij staarden, naar mij, doorweekt, natte baard en bol, maar ook met glimlach. Ja, ik smul graag van de regenwolken, ik lust ze rauw.
Aldus schreef ome Willem
---