De weg was lang, eindeloos leek het, vanuit het oude koninkrijk Aragón eerst langs Iruña (Pamplona) en dan Logroño en steeds als ik die namen zie met een ñ, -spreek uit nj- zie ik altijd in gedachten een kleine donkergebruinde Spanjaard voor me, zo eentje met een door het buiten werken gelooide kop, eentje met net zo'n snor als er op die n staat,
die met een donkere, door te veel Ducados kapotgerookte stem, de lippen enigszins tuitent, grijze snor oprekkend, de naam uitspreekt: Logroño.
En nu heeft het inmiddels bijna elk land behaagt de truck als reuzenmelkkoe uit te buiten, vermoeddelijk mede in opdracht, danwel uit noodzaak, vanwege rupsje nooitgenoeg, gevestigt in Brussel, want die opgevoerde schijnvoorstelling van de Unie kost natuurlijk poen. Veel, té veel poen!
Zowaar, hoog op de Sierra de Damanda lag nog sneeuw, raven wiekend in glijvlucht en soms een enorme adelaar kringelend door de lucht en het zomers zo uitgedroogde Castilië lag er prachtig groen bij terwijl de wegen omzoomd werden door gele brem en koolzaad met daartussen rode papaver en zo passeerde ik Burgos en Palencia vanwaar ik de weg op ging naar Benevente.
Sommige chauffeurs plakken ze daadwerkelijk allemaal op het voorraam, het tolkastje voor Duitsland, Oostenrijk, Italië, Frankrijk en Tsjechië waardoor en het zogenaamde boerka-effect ontstaat: de dubbele moraal van Europa, veiligheid; niets mag op de voorruit, tenzij het poen oplevert.
De weg naar Benevente, vlak, vrijwel kaarsrecht, hier en daar door een puebla en door onafzienbare ontgonnen landerijen, ik stel me voor dat Kansas en Montana er ook zo uit zien, ik kwam twee collega's tegen en ook het personenverkeer was minimaal, de zon scheen heerlijk en in de verste verte dreven wat ijswitte wolken.
Vanaf Benevento nog eens door, richting Vigo, honderd en zestig kilometer lang, de natuur werd steeds ruwer, de onontgonnen hellingen en vlakten stonden vol met steeneiken en dergelijke weerbarstige heesters, wit schilderverdriet, gele bloemen, vermoedelijk muur, maar ook paarse distels kleurden de omgeving en hier en daar een heus papaverveld, een weg dwars door een streek waar ooit de Romeinen, eeuwen geleden, er goudmijnen op na hielden, een weg met vreselijke hellingen, vooral als je ruim veertig ton bent, tot aan Verin waar ik links af sloeg om naar het enige land op het Europese vaste land te rijden dat in zijn geheel op het westelijk halfrond ligt vanuitgaande dat die onjuiste bol-theorie zou kloppen, het land waar ik bijna op de kop af veertig jaar geleden voor het laatst ben geweest, het land wat toen nog de grootste koloniale mogenheid was (Mozambique en Angola) en dat niet lang na mijn vertrek destijds getroffen werd door een anjerrevolutie en dan hoef ik nu niet meer te vertellen dat het land waar ik binnenreed natuurlijk Portugal was, de naam vermoedelijk afkomstig van de "poort" van de "Galliërs", maar daar zijn wat meningen over verdeeld.
Veertig kilometer was ik het land binnen, ik had het eigenlijk al gezien aan de stellages boven de weg, zogenaamde tolpoorten zoals je ze ziet in Oostenrijk en Tsjechië, maar ik wist van niets.
Navraag leerde dat ook in Portugal de tol wordt geheven, sinds kort, maar daarvoor moest ik wel een nergens verkrijgbare tolkast kopen, wéér een tolkast, de zoveelste!
Één Europa en elk land houdt er zijn eigen tolkastje op na, gek zijn ze geworden, maar zeker als blijkt dat die kastjes niet eens verkrijgbaar zijn zoals hier!
Nog even denk ik terug, aan de goudmijnen op de grens van Castilië en Galicië, de geschiedschrijver Plinius verhaalt er van, van de methode tot ontginnen door met de kracht van rivierwater de grond uit de mijnen te blazen, van mijnwerkers die soms jaren niet bovengronds kwamen, een ARBO-dienst had je toen niet.
Morgen maar gewoon verder, zonder tolkast maar, want om nu de handel maar terug te brengen is ook weer zowat.
Het valt me trouwens op dat sinds ik dit land binnenreed geen enkele ñ meer zag. Zouden ze die hier niet hebben?
Aldus schreef ome Willem.
---