Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zondag 27 mei 2012

De Geestbank.

Dat mij dat nu moet overkomen, net op een fraai deel van de route en nu kon ik er nauwelijks iets van laten zien. Jammer, héél jammer.

Net nu, in de week tussen Hemelvaart en Pinksteren, tussen Asunción en Pentacoste, het kon geen toeval zijn en het viel me gelijk al op, net als veertig jaar terug, nu, wat overdreven, op elke straathoek, van één nam ik een foto voor het weblog.


Plomp, zwaar, te zwaar staat ze er bij, ongeveer duizend jaar, de Romaanse "eglise" met kleine deur en ramen van geringe afmetingen ten opzichte van het geheel; de aldaar neergezette materie drukt neer, tracht vast te houden, tegen beter weten in.

Zaterdag maakte ik wat foto's, plaatjes van de prachtige ravijnen langs de weg van Barbastro naar Benabarre, maar alle plaatjes waren opeens dof, het deed pijn aan de ogen en juist op dat mooie stuk weg. Ook nadat ik het kleine lensje had gereinigd bleven alle foto's dof zodat ik er maar mee ben opgehouden opnames te maken van het verdere verloop van de reis die eerst door de Pyreneeën ging, door de "Tunel de Vielha" waarbij je vlak langs de Maladeta komt, je kunt hem bijna aanraken!


Overal zie je ze in Portugal, Banco Espírito Santo dat, vertaalt, de naam Bank van de Heilige Geest draagt en juist even voor Pinksteren, dat alles met die Geest te maken heeft, liep ik daar weer tegen aan, reed ik er voorbij.

Ongeveer na de dood van Karel de Grote, na het Failliet van de Eerste Europese Unie, worden ze zo gebouwd, de zware materie om vast te houden, vast te houden wat ooit was, maar ook, vast te houden wat niet vast te houden was en de Romaanse bouwstijl getuigt hier op schrijnende wijze van, banaal.

Binnen gekomen is de ruimte klein, kleiner dan je had verwacht, en als je het buiten niet wist, had je geen vermoeden van het overgewicht.

Nadat ik Frankrijk in was gereden volgde al snel Toulouse door de streek waar de Garonne haar oorsprong heeft, langs de afzink van de Col de Peyresourde, en ik snorde de weg naar Albi op om vanaf Rodez naar het noorden te rijden, via het schitterend gelegen Espalion dat trouwens ook aan de pelgrimsroute naar Santiago ligt, en door het kuuroord voor reumapatiënten met de warmste natuurlijke bronnen van Europa, Chaudes-Aigues, gelegen in de Cantal, ooit Haute Auvergne geheten, om nog binnen de wettelijke rijtijd aan te komen in Saint-Flour waarna ik even de snelweg op ging, tot aan Issoire en daar vond ik een aardige overstaanplek.

Overstaan, met Pinksteren overstaan, hier in Issoire dat vroeger als Yssoire werd geschreven en de Y vindt je hier nog terug in het wapen, Pinksteren, dat volgt op geboorte, dood en verrijzenis, als teken van verwachting, niet geheel toevallig in het voorjaar.

Reeds rond de derde eeuw werd op het Concilie van Nicea niet alleen de pinksterdag vastgesteld, maar ook de "leer van de drie-eenheid", de leer dat de Eeuwige God, Zoon en Geest is, een, wat mij betreft, niet te logenen waarheid omdat zowat iedereen en alles uit een drie-eenheid bestaat, zoals dat ruach, nesjomme en nephes, of, anders gezegd, lichaam, ziel en geest een onderverdeling is van u en ik, de mens in heel zijn wezen. Overigens is Pinksteren helemaal niet een exclusief Christelijk feest, want ook het Oude Volk vierde dit feest als oogstfeest al eeuwen voordat er een christen bestond waarbij in de synagoge de Thora rondom versiert wordt met bloemen, ook pinksterbloemen, maar zoals het met de meeste zaken is gegaan hebben christenen niet alleen de Voornaamste van het Oude Volk eigen gemaakt, maar ook de feestdagen zonder schaamte toegeëigend, gestolen mag je het misschien wel noemen.

In Issoire staat het te zware gebouw, de god, die duizend jaar over de Eerste Europese Unie regeerde en tijdens Karel de Grote zijn grootste invloed uitoefende, verdween, steeg op, zo u wilt, vandaar de macht van de zwaarte, men wilde hem tegen houden en steeds zwaarder werden ze, plomper, de Romaanse kerken, maar er was geen houden meer aan, de god van het oude Europa verdween naar elders, naar hemelse gewesten, maar zijn naschijnsel heeft nog lang tijd, eeuwen, na-geijlt in de geesten der mensen, in de gothische bouwstijl, in theologie, in schilderkunst, maar ook in de van die tijd af ontstane nieuwe kunst, de muziek, tot in de dagen van J.S. Bach aan toe die de bij velen overbekende Mattheuspassion laat eindigen met tranen bij het graf en zingt van "Selige gebeinde" wat niet overeen komt met de evangelie-verhalen en duidelijk is dat Bach het hier heeft over de god uit een verdwenen tijd.

Pinksteren, wie verstaat in deze zielloze zenuwenwereld, waarin de massamens als voorgeprogrameerde compjoetermens doelloos rondholt -niet in de laatste plaats op het voetbalveld- dagelijks getraint en gereset door televisiebeelden, nog iets van ruach? Geest?

De avond valt, duiven vliegen na een regenbui koerend naar een gindse boom, de zon vlamt door de wolken en schijnt haar licht over de neven gelegen weide, er staan bloemen, veel bloemen, ook madeliefjes en pinksterbloemen ik kijk er naar, de vier bloembladen, de vier windstreken, een belofte van hoop, ik lees een Nederlandse vertaling van Measure for measure van Shakespeare: "wat je niet hebt, jaag je na, en wat je hebt, vergeet je. Als je rijk bent, ben je arm...." En even later: "in dit leven toch, liggen duizenden doden verborgen; toch vrezen wij de dood die elke verschil doet verdwijnen", waarop Claudio de hertog antwoord: "Ik ding naar het leven, maar merk dat ik zoek te sterven. En zoekende naar de dood, vind ik het leven", pinksteren, het is zoiets als het krijgen van de menukaart waarop de lekkernijen reeds staan aangekondigd.

Een keer of drie bestudeerde ik het zware gebouw, fietste er enkele keren omheen en trachtte een zo goed mogelijke foto te maken van de ingang, met objecten dichtbij lukken de fotos nog redelijk, u ziet hem hier, van onder tot de helft, nog zeker eens zo hoog is het, u krijgt een indruk; de te kleine deur.

Aan de andere kant ontdekte ik tekenen van aberglaube, over de rand van het gebouw waren wat ongepast de twaalf tekenen van de dierenriem aangebracht, het geheel sprak van een stellige imposantie, gebedsgeuren omgaven de toren. Een voornaam voorkomen, welhaast een bunker, een fort tegen tegenstanders, een "kern"centrale, een bankgebouw, de Banco van de Espírito Santo.

Aldus schreef ome Willem.


---