Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 11 januari 2012

De schildering.

Stelt u zich een weg voor, tweebaans, zonder zijkanten, doorgaans bermen geheten, niet al te breed, ongeveer zeven meter en dat lijkt mij niet een al te grote opgave.

Aan de weg links of rechts, afhankelijk van welke kant men komt, een toerit naar een grote fabriek. Achter de slagboom van de fabriek een parkeerplaats waar wel twintig wegreuzen, vrachtwagens, kunnen staan. Het zal vermoedelijk niet onoverkomelijk zijn dit tafereel met uw gedachten in te kleuren.

Maar eerst, net voor de spits, kachelde ik, na de Mingio, Oglio en Adda te zijn overgestoken, Milaan binnen, de noordring, tangenziale nord, op om bijna aan het einde rechts af te slaan, richting Palazzolo Milanese en omdat ik toch wel erg vroeg was, stopte ik bij de koffiestop "Sirenella" om tussen divers gepluimeerd italiaans kakelend werkvolk een cappucino met een kleine versnapering tot mij te nemen.

Daarna lossen, eerst dus in Palazzolo, daarna voorbij Varese, in Besnate en nog in de morgen Buscate, niet ver van Novara waarna ik verder reisde, de grensrivier Ticino (spreek uit titsino en niet tikino. Dat laatste staat zo dom) over, rechts van mij verleidelijk hoge bergen met witte toppen in een doorzichtige nevel gehuld en links van mij een bijna hete januarizon, op weg naar het laatste losadresje deze week, in Settimo Torinese, vlak bij Turijn dus, aan een niet al te brede, de zonet door u ingekleurde, tweebaansweg met de toerit links van mij.

Even na enen kwam ik er aan en bleef op de rijstrook staan omdat de fabriek de regel stelt dat onder etenstijd, dus dat was tot twee uur, niemand door de portier mocht worden binnengelaten, net ook op het moment dat het eerste blok van vier en een half uur door mij werd gereden en ik hoogstens nog een twee minuten verder mocht en kon rijden.

Natuurlijk stond ik voor de overige tweebaansweggebruikers aardig in de weg, maar ja, het zei zo en na verloop van enige minuten stopte er een politie die mij vroeg waarom ik toch zo bleef staan.

Mijn uitleg volgde, en knikkend begrip van de agent die het ook evenzo zot vond, waarna hij vertrok.

Na weer een paar minuten parkeerde een nogal patserige meneer, en, wat al gauw bleek, een schreeuwerd, die mij sommeerde het DAFje te verplaatsen, maar ik bleef doorlezen in mijn boek.

Na veel geschreeuw, in woorden die ik niet wilde verstaan, dreigde hij de politie te bellen en even later gaf hij gehoor aan zijn dreigement.

Kwart voor twee arriveerde de politie, maar nu twee andere agenten die mij wederom vroegen naar de rede van mijn bestaan waarna weer uitleg van mij volgde en ik bovendien aangaf dat twee collega's het blijven staan goed hadden gekeurd. De agenten informeerden en wilden schouderophalend vertrekken, maar de schreeuwerd naast zijn lelijke voorwieldrijf ging compleet uit zijn dak met schelden en dreigen, dusdanig, dat de hermandad besloot hem in te rekenen en hem af te voeren, terwijl zijn verhikel op de rijbaan, net voor mijn truck, zielloos achterbleef

Om twee uur reed ik de poort binnen terwijl ik rond vieren pas het ene palletje wat ik voor hen had, kwijt was terwijl ik vanaf het fabrieksterrein zicht had op de betreffende tweebaansweg waar ik terloops zag hoe de achtergebleven auto door een kraanwagentje werd weggesleept.

Glimlachend om het weinig verheffende tafereel reed ik vanuit de toerit de tweebaansweg op terwijl in de CD-speler nog een schijfje zat die ik graag had willen beluisteren, maar omdat de radio defect is, moest ik de klanken er maar zelf bij bedenken terwijl ik voort ging, op weg naar mijn eerste teruglaadadres, nog onder Mondovi en dat als het waren tegen de Franse grens aan ligt.

Onderweg kwam ik langs de stad die ik altijd in verband breng met de kleinzoon van Venus, Alba, en bedacht mij hoe het mogelijk was dat een vijftien-jarig jochie in slechts een paar weken tijd voor de bruiloft van Maria Theresia en, naar ik meen, Frederik de Grote, een opera kon schrijven dewelke tegenwoordig drie compactdisquen beslaat en daarbij dat alle muziek ook nog voordien werd ingestudeerd!

Zonder radio-Cd-speler, maar met de zo nauwkeurig mogelijk geschilderde muziek tussen mijn oren bereikte ik in het donker het minuscule dorpje Lurisia aan een doodlopende en tegen de bergen vastlopende weg, het dorpje waar ik morgen wat ga ophalen voor Nederland en zowaar, in het dorpje zelf Amadeus, een geriefelijk en idyllisch klein restaurantje waar ik mij tegen geringe betaling wat lekkers toeëigende, maar Asciano in Alba en de stem van Silvia hoorde ik er niet.

Inmiddels weer terug bij het mobiele hotel voor de nacht, het is donker, aardedonker en zie bijna boven mij de stier en de Orion, en verder naar het oosten meen ik Saturnus te zien terwijl de beide Ursussen onbewegelijk naast de pleiaden van boven af op mij neerzien

En onder het schilderen van allerlei roerselen trek ik de gordijnen maar eens dicht. Een mens maakt wat mee op een dag, en dan heb ik nog lang niet alles verteld!

Aldus schreef ome Willem.



---