Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zaterdag 16 juli 2011

Knippen.

Ze knippen er wat op los, die Chinezen, en er is in de Europese toeristencentra sprake van een heuse schokgolf van die lui. Ze overtreffen welhaast de knippende Nipponezen die je tegenwoordig een stuk minder ziet, zeker in verhouding.

Twee wegen, hoofdwegen, komen vanuit het westen Praag, Praha, binnen, één vanuit Karlovy Vary en de ander vanuit Plzen. Daartussen bevindt zich een prachtig, vrijwel onbekend natuur- en berggebied waar door een diep dal een riviertje loopt, de Berounka, die even ten zuiden van Praha in de Vlatva stroomt, de Vlatva die Bedrich Smetana muzikaal bescheef in zijn symfonisch gedicht Ma Vlast.

In dat berggebied, met vergezichten die Duitse vergezichten in schoonheid overtreffen, staat een oud, zeer oud, Boheems kasteel dat ooit bewoond werd door Ottokar de zoveelste en vanuit Rakovnik reden we er donderdag vlak langs doordat we via Krivoklát over wegen met steile hellingen en bekleed met kinderhoofdjes Praha binnen reden.

Aan de voet van de dertiende eeuwse Karelsbrug, de eerste brug over de Vlatva en één van de vele bruggen die Praha rijk is, vonden we een herberg en van daar uit fietsten we de stad rond, over bekende pleinen, de joodse wijk, en overal zagen we knippende toeristen, vooral Chinezen en ze knippen wat af die lui.

Op de Stare Namiëstie, hetgeen, overgezet zijnde, het oude plein heet, staan er altijd héél veel, want daar bevindt zich één of andere beroemde klok met daarin nog een andere klok en die moet natuurlijk ook gekiekt worden, terwijl er om de zoveel tijd trompetgeschal klinkt. Jammer voor de kiekkers, maar dat kun je niet knippen. Op één van de huizen aan het plein bevindt zich een wat minder geknipte gedenksteen, want je wandelt er zo voorbij, maar het is de steen die aangeeft dat in dat huis de muziekdichter Smetana heeft gewoond, de componist van het zoëven hiervoor aangehaalde Ma Vlast, wat Mijn Vaderland betekend en dat bestaat uit de hoofdstukken Sarka, Vishegrad, Tabor, Vlatva en natuurlijk de ouverture van Ma Vlast, weliswaar muziek van NA Wagner, maar wel de moeite van beluisteren waard al klinken soms verfoeide dissonanten.

Tot twee keer toe moest ik met mijn tweewieler naar een Praagse rijwielhersteller omdat ik bij het helling op rijden tot evenzovele keren toe mijn achterwiel "scheef" trapte wat vermoedelijk kwam door de enorme kracht en druk die het wiel te verwerken kreeg en daardoor de asbouten het niet meer hielden. Intussen kreeg ik een leenfiets mee, maar ook daar kreeg ik het bij de hellingproef voor elkaar de ketting over de tandwielen heen te trappen.

Bij drukke stukken, vooral tussen het oude plein en de Karelsbrug, was het zo druk, dat er nauwelijks te fietsen viel en daar liepen we dan, met het rijwiel aan de hand, tussen knippend en winkelend publiek.

Toch klopt de Vlatva, zoals Smetana hem beschreef, eigenlijk niet meer, want intussen werd op verschillende plaatsen een stuw gebouwd en ééntje daarvan heeft er voor gezorgd dat er in de Moldau (deze naam is beter bekend dan Vlatva) een prachtig reuzenmeer ontstond, het meer van Orlik, en even stoomafwaards ook het meer van Slapy en beide meren worden niet in het symfonisch gedicht beschreven eenvoudig omdat ze er toen nog niet waren. Je vraagt je dan af hoe de Moldau zou geklonken hebben indien hij beide meren er in zou hebben verwerkt.

Vooral als we liepen gebeurde het. Regelmatig kwamen stoere mannen op mij af en haakten hun vrouw in mijn arm. Oude, jonge, lange, kleine geverfde, rose- en roodlippige, rondborstige, blonde, magere en soms enorme grote moten die allemaal met mij op de foto wilden, meestal Amerikaanse, maar ook Argentinnen, russinnen, jodinnen, polinnen, hong- en bulgarinnen, viend- en boerinnen, dames uit Kapadocië, Phrigië en Pamphilië, en de dames in kwestie begonnen ook gelijk hun voet naast de mijne te zetten, want het was weer eens om mijn klompen begonnen. En ook een slanke Duitse dame met een enorme puntneus, aan wie ik weer eens moest uitleggen, dat, indien het Nederlands Elftal op klompen zou hebben gespeeld, ze al drie keer wereldkampioen waren geweest, wilde met mij op de kiek en dit alles onder de wat lichte jaloerse blikken van mijn ech.

Behalve de Chinezen. Die doen het altijd stiekum, want zo onopvallend mogelijk laten ze hun vriendin of vrouw enige meters voor mij poseren en knippen dan even snel en tuinen weg, de menigte in en ik mag toch voor ze hopen dat ze het niet met een kleinbeeldkamera doen. En zo fietste en draafde ik de hele dag, als een soort wandelende bezienswaardigheid, de stad door.

In de avonduren zaten we gezellig buiten, zij aan de goulasch met knedly en ik aan de lamsbout met opecene brambory, en daarna een ijskoude Zmrzlina terwijl ik vooraf nog één van mijn eerste pivo's dronk dit jaar.

Inmiddels gaan mijn gedachten uit naar die knippers van vandaag, vooral die chineese knippers en tijdens de zmrzlina schiet ik spontaan in de lach, want ik stel me hun thuiskomst even voor, en nog even later, als ze bij de Chinese Hema, Blokker of Kruidvat hun foto's hebben afgehaald en die ze dan laten zien, enthousiast laten zien, aan familie en vrienden, aan hongkongers, sjanhaaiers, nankinezen of pekinezen en dan, met uit de CD-speler de klanken van de Moldau, het kiekje laten zien van de knip met hun vrouw of vriendin en mij met mijn klompen op de achtergrond.

Om dan van hun kennissen te vernemen dat ze óók een dergelijke foto hebben.

Van hun ech of vriendin, óók met mij als achtergrond, maar dan uit Parijs, Milaan, Gerona, Bregenz, op de Julierpass, uit Zielena Gora of Amsterdam.

Want tja, ik kom ook bijna overal. En overal knippende Chinezen.

Aldus schreef ome Willem.
---