Regen tikt op 't dak; een derde licht werd aan 't begin van de avond aangestoken.
De doortocht door de Elzas, of liever en thans juister, de Alsace, de landstreek tussen de Vogezen in 't westen en de Rijn in 't oosten, compleet met een eigen oude taal die nauwelijks nog gesproken wordt. Wel door diegene die, bezijden Strasbourg, te Lampertsheim, de door mij megenomen goederen in ontvangst nam, Alsacien, een taal die voor een Nederlander gemakkelijker te verstaan is dan 't Duits.
Bij Neuf-Brisach, een vestingsstadje dat in opdracht van Lodewijk de Veertiende door
Sebastien de Vauban werd ontworpen als verdediging tegen "de Oostenrijkers" aan gene zijde van de Rijn, stak ik dezelve over en rolde al spoedig door Freiburg het Zwarte Woud in.
Prachtweer, al daalde de temperatuur en voelde het wegdek glibberig aan. Door de felle zon op het natte wegdek werd soms het zicht verblind; niettegenstaande dat was 't zicht op de twee meren waar ik langskwam verbijsterend mooi. De meren die zich niets aantrekken van het rumoer onder de volkeren. De spiegeling van het woud in 't water was zo precies dat ik, bij wijze van spreken, de bruine, nog niet afgevallen, lariksnaalden tellen kon.
Even later naderde ik het diep gelegen Rijndal en kwam ik een verschijnsel tegen dat zelden gezien wordt. Zelf snorde ik in een behagelijke zonneschijn op enkele honderden meters hoogte. Voor mij lag een welhaast onmetelijk wit wolkendek en daaruit stekend, ver weg, enkele bergtoppen. Een enorme dikke witte rookpluim had zich door 't voor mij liggende dek geboord; bewijs van industriële aanwezigheid. Enkele minuten stond ik stil te kijken naar het schouwspel; dan daalde ik af, reed spoedig in dikke mist die ophield toen ik de begane grond bereikt had.
Waldshut, problemen, iets met documenten en nummers hetgeen resulteerde in drie uur grenshangen. Kalm en rustig afwachten maar en er kwam een einde aan. Rond vieren Zwitserland binnen en terecht gekomen in Oberbip, even voorbij Niederbip, waar ik een voortreffelijk etablissement wist en aldaar, zoals voorheen, genoten van een voortreffelijke maaltijd.
Nee. Latkes had men er niet, ook nu niet. Latkes, aardappelkoekjes, ondanks dat het recept weinig afwijkt van een eenvoudige röstli. Voldaan door de maaltijd in gedachten het derde licht. Licht schept uit het duister enige behagelijkheid in de onbestemde, steeds donker wordende tijd. Maar ach, hoeveel hebben er nog weet van Hanukka; het laatste feest.
Ja boven bij, ver boven mij, nog voorbij de Taurus en de Albadan, het rode oog van de stier; voorbij de Hyaden. Wie gaf de sterren hun naam?
Maar het regent, dus ik zie er niet één!
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden vanaf mijn BlackBerry®-toestel van T-Mobile