Een alweer halve, afnemende maan; helder, zeker! Een erg vroeg vertrek; lange tijd bleef het donker; het blijft steeds langer donker. Oostwaarts, en op de weg naar Kassel begon het te gloren; een stille, vreemde morgenstond; zo nu en dan flarden geheimzinnige mist.
In de morgen tussen Witzenhausen en Heiligenstadt de oude "Ost"-grenze over waarna wat slaperige voormalige DDR-dorpjes volgden. Zo kwam ik rond half twaalf aan in Mühlhausen in Thüringen, een oud stadje en als één van de weinigen in Duitsland omringt met een heuse stadsmuur; ruim twee kilometer lang en daar ik ruim in de tijd zat, bezocht ik de binnenkant; merkte, zo hier en daar, de "oude" tijd op; en stuitte bij de vrouwenpoort op het standbeeld van de boerenopstandleider van 1524 dat staat op de plaats waar, na zijn onthoofding in 1525, zijn bloed de aarde insijpelde.
Terug de heuvel af; verder ging ik, en na de middag had ik tijd Gotha te bezoeken; een stadje dat ligt aan de voet van het enorme slot Friedenstein met er omheen een groot en prachtig park, met dikke bomen, bomen die Ulbricht en Honnecker zeker gekend hebben; ja, misschien stonden er wel bomen tussen van voor het rond 1850 gebouwde kasteel waar, een tien meter lager, Ernst van Saksen Gotha; alias Ernst de Vrome over de stad staart. Hertog Ernst bestierde de stad rond 1650, voerde, als één van de eersten, de leerplicht in voor kinderen van vijf tot twaalf jaar oud. Nóg weer lager en ik kwam in het oude Gotha aan waar de straten en pleinen in het centrum geheel bekleed zijn met oude, gladde keien omringt met prachtig geschilderde koopmanshuizen; het weer was geweldig: door een hoge nevel scheen een vale, maar krachtige zon.
Terug, door 't park. Reeds de eerste bladval; herfstkleuren. Wat valt er toch veel te vertellen over één enkel dag! En toen, onderweg, zag ik hem staan; een echte Simson!
Niet al te ver van Gotha, te Suhl, begon, ooit, ene Mozes Simson een fabriekje dat daarna van alles en nog wat maakte; van jachtgeweren tot fietsen; zelfs auto's van die naam reden, rond 1920, over de Duitse straten. Nadat snorremans de macht had overgenomen nam de familie Simson de wijk naar Zwitserland en werd de fabriek "verariseerd": de naam verdween en niets herinnerde nog aan de Joodse herkomst. Tot 1946, toen, tijdens communistische tijden, de naam terugkeerde, maar de familie zelf niet welkom was. Ditmaal niet vanwege het Joodzijn, maar vanwege hun kapitaalkrachtigheid. Vreemde wereld, niet?
Enkele decennia werden onder de naam Simson en in dezelfde fabriek weer van alles en nogwat gefabriceerd; daaronder ook bromfietsen die per type steeds een vogelnaam zoals sperwer, merel en mus kregen; de bromfietsen waren van dermate redelijke kwaliteit dat er zelfs werd geëxporteerd, ook naar Nederland. Tot eind jaren zestig; toen stopte men de productie van brommerts.
Nadat ik een tijd naar de bromfiets had staan kijken en, uiteraard, er een kiekje van had genomen, trapte ik terug naar de Daf en reisde verder; tot aan een volgend adres waar ik de komende morgen goederen afleveren ga; net onder de rook van Eisenach.
En ja: Eisenach. De stad waar "de" Bach geboren werd; Bach, die ook een jaar in Mühlhausen en een enkele keer te Gotha het klavier van 't kerkorgel beroerde. Fietsend door de twee stadjes: misschien was 't dat wel, de echo van toenmaals gespeelde muziek die geluidloos nasidderd door de straten waardoor die serene sfeer er de overhand heeft; nooit geheel wegstervende klanken in de Thüringer "air"; over de "B 84" van Gotha naar Eisenach: Bach en Müntzer maakten er vóór mij gedruik van: het vergezicht van oost naar west op de bergrug; luidruchtig vallen eikels tegen de voorruit aan; traag wijkt het groen voor bruin en rood en uit het dal klinkt, met een weinig fantasie, fuga na fuga terwijl ik denk aan mijn oude auto, een Wartburg, en aan Maarten.
Inmiddels regent het; en het is fris, koud bijna, in de stuurhut en mijmer wat na: onthoofding, als ik mijn hoofd er maar bij houd. Maar 't kan nog, want ik ben nog geen 71.
Aldus schreef ome Willem.
.