Meereizen deed ze, benevens klimmen terwijl het daglicht gelijk met mij zijn intrede deed in het Mauriennedal dat ik jaren gekend heb zonder saaie, naargeestige snelweg en stoof tussen enorme bergen met witte hoogglans door, langs de toegangspoorten van de Madelaine, Glandon, Croix de Fer en de Télegraphe waarvan slechts alleen de laatste ontsloten bleek, stuitte op een gesloten Iseran en Cenis en gebruikte noodgedwongen dertien kilometer stinkpijp; aan gene zijde Italië.
Italië, waar het voorjaar twee weken vooruitgelopen was; eest nog de prachtige schitteringen van het ochtendgloren, de wonderschone uitzichten vanaf de oude weg naar Suza over het daarachterliggende wijdse dal en daartussen gele, witte, rose en paarse kleuren tussen ragfijn, pasgeboren babygroen en toch.
Toch voelt dit voorjaar anders dan andere jaren, alsof de bomen, de heesters, ja, zelfs de akkers minder euforie bezitten, alsof ze weet hebben wat hen, en derhalve ook ons, overkomen zal; naast de vreugde van het nieuw ontluiken proef ik verdriet; als ik bomen in de ogen kijk zie ik tranen; huilende heesters. Hoog in de lucht cirkelen een paar kraaien. Cirkelen onheilspellend.
Ze verwarmde, verwarmde aanzienlijk, voor de zoveelste keer, voor de zoveelste dag en jaar, de trouwe zon en ze zou de hele dag niet gehinderd worden door enige wolk; nagenoeg alle moderne mensen menen te weten dat het twee, drie in een oneindige ruimte zwevende bollen betreft, exact op elkaar afgestemd: aarde, maan en zon, echter slechts voorstelling van zaken, een voorstelling overigens die anders is dan de werkelijkheid: laat staan de waarheid.
Ondertussen speerde ik door: Torino, Asti, Alessadria, en bij Tortona de achterliggende bergen in, op zoek naar een laadadresje in een dorpje met scherpe bochten waar ik met de oplegger niet door kon en vast liep; twee kilometer achteruitrijden, waar ik een staaltje stuurmanskunst moest tonen om uiteindelijk verder te kunnen rijden nadat, op een andere plek, de goederen los met een tractor met aanhanger bij mij werden gebracht. Dat duurde overigens wel even, zodat ik een tijdje intens kon genieten van het uitzicht, de geuren, de kleuren, bomen en heesters, al waren ze nog zo timide.
Vergun me een voorbeeld. Ga alleen het veld op van een volledig bezet stadion en roep vanaf de middenstip de aanwezigen toe dat men op een papiertje een nummer moeten opschrijven. Een nummer tussen één en vijftig. En wanneer men dat gedaan heeft, verzoekt u alle aanwezigen het nummer te tonen en wat blijkt? Iedereen heeft hetzelfde nummer opgeschreven. Het kán natuurlijk, maar 't is dermate onwaarschijnlijk dat het natuurlijk niet kan; zo ook de toevallige onwaarschijnlijkheid van die drie voornoemde bollen die, volgens Sint-Wetenschap, op de juiste manier om elkaar henen tollen, duizenden jaren. De werkelijkheid is echter anders dan wat onze voorstelling beoogt; de kromming in ons denken veroorzaakt rondingen die er niet zijn en de zwaartekracht is een metafoor van datgene wat we niet begrijpen willen, de mensenval, tegen beter weten in; en toen de goederen eindelijk in de oplegger stonden tuimelde ik de berg weer af. Echter gevolgd door een reis door de Ligurische Alpen; van Sierravalle tot Busallo klimmen, en vandaar de binnenlanden in; een eindeloos lijkende kronkelweg totdat ik in een klein dorpje kwam, Gattorna, en waar ik naar de klant vroeg; een paar oude van italiaanse dagen bemoeiden zich met de kwestie, druk gebarend en met klem roepend dat de fabriekslui voorlopig nog aan het gebruikelijke middagmaal aangeschoven zaten; ergens, tussen bocht en smalle straten in wist ik het gevaarte te stallen zonder nu meteen een volksoproer te veroorzaken. De zon was net over haar hoogste punt heen; een geriefelijke warmte deed de kleuren opfleuren; langs het stadje een klaterend stroompje in een diep uitgegroefde lange voor, hagedissen schoten, sneller dan menig italiaanse weggebruiker, links en rechts door 't struikgewas en ik stapte een trattoria binnen en koos een glas uitgeperste sinaasappelsap en een stuk deegwaar met uien; ondanks alles heerste er een paradijselijke sfeer en rond half twee ontving ik weer dozen, met bestemming Nederland, in de oplegger; 25 stuks, maar wel hele grote.
De aarde, durft eens, en stelt haar voor als in de dagen van weleer; hoe de verwondering toeneemt; de wereld als werkelijkheid, niet in zichzelf gekeerd, maar als een prachtige, eindeloze wijdse; een uitgestrekt terrein waar oost en west elkaar niet tegenkomen; ja, stelt haar zo voor dat u haar niet vatten, niet begrijpen kan; en dat ook niet tracht na te streven. En ervaar, ervaar de zon als hemels geschenk; deerniswekkende mens! Hoe platvloers is het: de zon en maan als cirkelende bollen, als kraaien, hoog in de lucht!
Het dal, de bergen weer uit; doorjagen, en ondertussen wegmijmeren tussen langzaam groenere bergen en dan: de Lugurische kust, van verre en hoogte, en ik rolde de snelweg richting Livorno op; 50 kilometers.
Een volgend adres te Nocere, net naast die stad waar een vroegere heerster over Nederland naar werd vernoemd terwijl ze de stad zelf nooit bezocht, Parma, en 't was, uitgerekend, een slordige twee uur gaans. Nog net door een stukje Toscana, maar al spoedig snorde ik door Emilia Romagna, de bergen uit en rond half vijf kwam ik aan bij het derde laadadres; op tijd, dat bleek uit het feit dat ik de handel er reeds voor vijfen in had zitten en mij daarna in de laatste minuten rijtijd naar een geriefelijke plek begaf
Het was me 't dagje ook wel; een ware omzwerving, van mij, die weet hoe ik zwerven moet op dees aard; nabij Fidenza en Salsomaggiore wist ik een uitstekende plek om over te staan, een plekje met uitbundig italiaanse sferen temidden van overheerlijk geurende gerechten, kruiden en trots en invallende duisternis dat alweer het licht verjaagt; ik slenter naar de truck, aanschouw de sterren; de Grote Beer, de Orion, Waterman, Slang en de Haar van Bernice; geen maan, niets. Sterren, ook sterren kennen hun geheimenis; en daartussen de dwaallichten die 't delen; net als ik.
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden door ome Willem