Stralend weer, hoog in de bergen, omringd door hagelwit; iets lager begonnen de lariksen te botten en daartussen traanwegpinkende sparren; het hooggebergte met zijn sneeuw dat het geheim van de eeuwen kent, dicht bij de sterren, gevrijwaard van moderne lichtvervuiling; 't was alweer lang geleden dat ik er was, dat ik tot over de 2000 meter klom.
De Milanese ring over, de tangenziale, zonder vaart minderen. Daar moet je vroeg voor zijn. Geen maan te zien, de maan, die tesamen met de zon in de ram staat, de langzame dageraad over het enorme lago tussen Arona en Verbania; fascinerende schittering van het lage zonlicht, golvend en stuiterend over het stille watervlak; ook het zonlicht is ingewijd.
Stel je voor, zeg, dat de groene daf zou menen dat ze het allemaal zelf doet; dat ze, samen met al het andere voortrazende verkeer menen te weten dat elke beweging die zij, naar dat zijn vermoeden, zelf maken komt door louter eigen zelfbeschikbaarheid; dat kan natuurlijk, ook zestig jaar na Albert Einstein's verscheiden: immers is nadien zowat alles relatief verklaard.
Stel je voor, zeg, dat elke sturing die ik aan 't voertuig geef, het voertuig meent, ja zelfs bewijst, dat ze geen bestuurder heeft. De zon, maan, sterren en de sneeuw op de bergen weten wel beter.
Langs de Rhône, vanaf het begin al een kolkende stroom waar ook een geoefend zwemmer door de woeste stoom zal worden meegesleurd en vanuit het westen dreven steeds steviger wolken binnen: de Jura, bewolkt, en regen zelfs. Pontarlier zelfs kil, 12 graden terwijl ik doordenderde. Door, tot aan een klein dorpje, ver van de grote weg, naast een dodenakker met een klein kerkje dat elk kwartier haar geluid gaf; wegstervend in de nacht.
Nooit raakt het noorden het zuiden, nooit. Waarom zou dan het westen wel het oosten raken kunnen? Doorgrond het geheimenis, het mysterie, het verkeerde been: als een te complexe schaakstelling, een retrogade: computers lossen dat echt niet op!
In de verte, tussen de torenklanken door, het geroezemoes van de Moselle; dan, een krijs van een oehoe: ook hij snapt het.
Adus schreef ome Willem
Verzonden door ome Willem