Zonnig, fleurige akkers en, ach, ik schreef het reeds; zich steeds verder ontwikkelend voorjaar. In alle vroegte laden voor een bedrijf net om de hoek zodat ik rond achten geladen had en gelost, terugkeerde en wederom opnieuw de kar vol met goederen stuwde: Volendam en Zwaagdijk, Zwaagdijk bij Hoorn waardoor ik over de voormalige doorgaande route van Amsterdam naar 't noorden kwam. Dus via Broek in Waterland en Monnikendam, lossen te Volendam en dan langs Edam naar Oosthuizen, een traject dat vroeger met tien bruggetjes was uitgerust: als je daar hard met een personenvoertuig overheen reed, voelde je dat aan je maag: als kind kan ik me dat nog goed herinneren en als tegenkracht haalde ik vlak vóór het naderen van zo'n bruggetje diep adem en hield dat in: brugje over en dan uitademen. Dàn "voelde" je niets.
Hoewel er nog geen luxe zaken zoals Prenatal waren, was ze er op voorbereid; ze had de eerste babykleertjes gereed en ook de slaapplaats voor de aanstaande geborene stond in maart reeds klaar; de laatste drie maanden waren zwaar geweest want voedsel werd steeds schaarser; een miskraam was niet ondenkbaar, maar, gesteund door meelevende familie en vrienden kwam ze de winter door. Maar dan: ook de bevalling was zwaar, uiterst zwaar.
Gelost in Zwaag, langs de fleurige bollenvelden van De Streek door naar Enkhuizen en dan over de dijk van de ooit geplande Markerwaart naar Lelystad en via Elburg bereikte ik de Veluwe; nog steeds een stralende dag zonder wolken en nog voor vieren vertrok ik uit Vaassen met een auto vol richting Belgische grens die ik rons zevenen passeerde; weer was een dag voorbij.
Wat voor weer het was, 126 jaar geleden, weet ik niet; wel dat de winter voorbij was: frisse kleuren, zingende vogels en steeds langere dagen en opeens was daar dat kindergeschrij: blijdschap alom en in de armen van de moeder het kindje waar zolang naar was uitgezien; familie, vrienden, kennisen, buren, ja, de buurt kwam even langs om de nieuweling te aanschouwen; de baker had de nieuwe kleertjes reeds aangedaan: een klein, blauw mutsje vertelde dat 't een jongetje was
en hij had het nog maar net gered; even had het gedreigd mis te gaan, kantje boord,
maar de helpende vroedvrouw had het ergste, het allerergste, kunnen voorkomen.
Sterven in het kraambed was destijds zeker geen ongewone zaak.
"Hoe gaat het heten", werd die dag, de twintigste april, meermaals gevraagd en steeds weer gaf de moeder glimlachend en vol blijdschap als antwoord: "Adolf!".
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden door ome Willem