Grand Café Bistrot du Boucher, uitgedost in Belle-Époquestijl, geheel bewaard gebleven, geopend in 1899 en met een rococo-interieur waar je de vingers bij aflikt terwijl ook het eten uitnodigde tot eenzelfde verheugende aflikkerij;
Place d'Allier, Moulins in en aan de Allier, Auvergne, maandagavond.
Hoe geheel anders, de donderdag ervoor toen ik in de morgen vroeg in Silezië, nabij Opole, de Oder overstak en de hele verdere dag besteedde aan naar het westen rijden waarbij ik Wrocław passeeerde; Wrocław, met die merkwaardige letter ł, die als een oe wordt uitgesproken en de
geboortestad was van, ondermeer, de vermaarde dirigent Otto Klemperer, de theoloog Dietrich Bonhoeffer, overtuigt tegenstander van het naziregime waardoor hij in één van de laatste dagen van dat regime zijn leven verloor en het daardoor behield. Overigens, de stad heette toen nog Breslau; waar in 1909 Franz Josef Foerder ter wereld kwam, de latere Israëlische schaakkampioen Yosef Porath.
Later in de morgen volgde nog Polkowice, en volgde ik de oude, bijna verlaten route naar Gubin, dwars door, wederom, prachtige herfstkleurige bossen, en, weer, afgewisseld met eindeloos lijkende wijdse weiden terwijl erboven, in tegenstelling met de dag ervoor, een grijs wolkendek het landsschap met enige weemoed bedekte; het land dat zo bedwelmd en belast is met zo'n tragische geschiedenis; onderweg kwam ik, niet ver voor de grens, langs een lang verlaten en met bomen verwilderde enorme Russische kazerne en langs een goed uitziende Poolse legerplaats met voor de ingang enkele afschrikwekkende legertanks; in één van de laatste stadjes nam ik afscheid van zes grauwe, aan de communistische tijd stammende en denkende vijf verdiepingen tellende woonblokken; toen stak ik de Neisse over.
Duitsland volgde, en zo denderde ik verder; een snelwegfile bij Magdeburg, vóór Hannover nóg eentje en gekweld door fileleed zocht een Autohof op. De vrijdag verliep soepeltjes; ik kwam zonder oponthoud te Lelystad aan waar ik een volle bak voor het Franse Albi ophaalde.
Zo kwam het, dat ik maandag, na een dagreis, via Troyes en Auxerre, aankwam te Moulins. En ik niet alleen; met mij twee fietsen en iemand die steeds weer op dezelfde dag verjaard als de op 24 mei te Minnesote geboren Robert Allen Zimmerman en zonder al teveel blowing in de tegenwind fietsten we naar de binnenstad en kwamen, enigszins bij toeval terecht in het Grand Café waar we onder een toeziend oog van de geschilderde Gambrinus') van een voortreffelijke maaltijd genoten.
Het toeziend oog dat zich eindeloos in de spiegelwanden herhaalde; de Brabantse Jan op een Frans plafond.
Aldus schreef ome Willem.
') Gambrinus, verbastering en samentrekking van Jan Primus, Jan de eerste, Hertog van Brabant, Hertog Jan die na een overwinning zijn soldaten op bier trakteerde.
---