Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

maandag 16 juni 2014

De gevangene

Al geruime tijd probeer ik er achter te komen: hoe reden ze toch! Onzinnig eigenlijk, maar het zou mijn voorstelling van het drame vergroten; slechts het eerste deel van het traject kon ik, tot op heden, achterhalen, en dat deel, op zich genomen, is al ridicuul genoeg.

Deze morgen vertrok ik oostwaarts, na lange tijd weer pal oostwaarts, door een wereld die zich steeds meer afhankelijk maakt van wetten en regelgeving hetgeen duidt op de terminale fase van onze cultuur, de laatste fase van het eens zo idealistisch begonnen Europa; immers stervende maatschappijen en samenlevingen verzamelen allerlei wetten om zich heen zoals stervende mensen medicijnen.

Onderwijl lopen duizenden daklozen verdwaasd rond omdat hun woning plaats moest maken voor de nieuwe tempels waar nu de hele wereld het gespikkelde zwartwitte leerstuk, voortgedreven door postpuberale godenzonen, vereert. Miljarden aan opgeslagen arbeid, geld, wordt zo vernietigd en niemand, maar dan ook niemand die er ooit meer iets aan heeft; weg, verdwenen, verdampt!

En terwijl ik vanmorgen in Doesburg nog wat spullen voor het oosten bijlaadde, en ik via Winterswijk bij Oeding het land verliet en richting Coesfeld snorde, zwierven over de vlakte van het oude Ninevé') lugubere gedaanten rond, mensen als beesten, die niet genoeg krijgen van bloedvergieten, dáár, tussen de Euphraat en Tigris, waar ooit, al was 't maar als metafoor, de Hof van Eden was.

Het enige wat ik kon nagaan dat de treinen, de treinen naar de hel, vanaf Westerbork naar Assen, Groningen en Winschoten reden en via Nieuweschans Nederland verlieten; daarna raak ik het spoor wat bijster. Enkelen informeerde mij dat in ieder geval ook Bremen werd aangedaan. Maar dan? Dan verder? Volgden allen hetzelfde spoor?

Münster en Warendorf kwamen op mijn weg, en net na de middag kwam ik aan te Bielefeld, bij de eerste losklant deze week en nog voordat ik het goed en wel in de gaten had, stonden de paletten vanuit de oplegger op het doc, zodat ik spoedig de achterdeuren weer sluiten kon.

"Wee de bloedstad, welk gans vol van leugen en verscheuring is! De roof houdt maar niet op. Er is geklap der zweep, en het geluid van het bulderen der raderen: de paarden stampen en de wagens spingen op. De ruiter steekt het vlammende zwaard omhoog, als een bliksemende spies en er zal een veelheid van verslagenen zijn. En een enorme menigte van dode lichamen. Ja, er zal geen einde zijn aan de lichamen; men zal over de lichamen struikelen", luidt een eeuwenoud profetenwoord van de Elkosiet uit Beit Guvrien als hij spreekt over het uitgegoten onheil over de woestijnvlakte, daar, niet ver van die eerste, spraakverwarrende toren en meen niet, dat het ver is. Ver van ons bed!

Het is de prijs van de welvaart, de industriële welvaart, de technische welvaart; geestelijke leegte, geestelijke uitlandigheid, kortom, geestelijke ellende die men met het kijken naar een moderne wereldgelijkvormig bolletje tracht op te vullen: drie vijanden kent de mens: de duivel, de techniek en de bal.

Nog nauwelijk veertien dagen zijn we verwijderd van het eerste schot, de eerste wereldbrand, hier, temidden van het o zo gecultiveerde en beschaafde Duitsland waar de opvolger van Oom Friederich de Derde, Wilhelm de Tweede, zo goed en zo kwaad als maar kon de scepter zwaaide; de enigszins invalide Keizer'') die als een getergde leeuw zonder enige visie briesend tegen zijn generaals tekeer ging: wie goede notie neemt van die tijd, staat verbaasd, perplex!

Na Bielefeld reed ik verder via Lage en Lemgo, door het Weserland, waar de Weser in een serene rust door een prachtig groene vallei voor afwatering zorgt; een bewolkte hemel, soms wat gemiezer en ik koetelde door: Hameln en Bodenwerder, dan links af op Seesen aan, dwars door intens groen; landbouw, vooral veel landbouw en nadat ik laatstgenoemd stadje achter me wist te laten, bracht een stuk vierbaans mij voorbij Salzgitter en Braunsweig tot aan Köningslutter.

Tussen de moorden op de Irakese vlakte en het schot van Gavrilo Princip ligt honderd jaren; het traject vond ik, ondanks intensieve naspeuringen, nooit terug, zoals de zin van het geldverslindende wereldomvatte spelletje mij ten ene male ontgaat.

Barbarij toen, nu en in al de tijden daartussen; ik kijk niet langer achter me, en ook niet voorwaarts of opzij; de wolken lijken te breken; ik kijk omhoog en zie sterren als het enige zichtbare teken dat de eeuwigheid in de tijd heeft achtergelaten.

Gevangen zit ik, gevangen in de tijd.
Opgesloten in een stervende cultuur.

Aldus schreef ome Willem.
') Mosoul is eingelijk het "oude" Ninevé

'') Kaiser Wilhelm de Tweede had een verkorte, enigszins verlamde arm.
---