Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 26 juni 2014

Artur Zajtich

Velen kennen Oostenrijk wel en hebben daar een "beeld" bij: voornamelijk hoge bergen, skiliften of anders: Wenen, de stad Wien, maar het land biedt meer schappen, landschappen, zoals het onbekende Russische Oostenrijk, of, zoals dat een aantal jaren, tussen '38 en '45 van de twintigste eeuw heeft geheten: Boven-Donau. Ook Oostenrijk werd, net zoals Duitsland, na de Tweede wereldoorlog in vieren geknipt, een Frans, Engels, Amerikaans en Russisch deel en het heeft weinig gescheeld of ook dit land was doorsneden geweest door het ijzeren gordijn en enkele jaren heeft het ook feitelijk bestaan; dwars door Linz en dwars door Wenen. Vandaar de door mij gegeven naam: Russisch Oostenrijk. Oostenrijk, waar Artur Zajtich bij de "ansluß" al een rol in speelde.

Na een uitstekende nachtrust liet ik Braunau achter me; nog even keek ik in haar richting en zag boven haar een wolk met de randen een weinig rood; de karakteristieke kerkttoren verheffend boven haar uit; net als mijn nachtrust: uitstekend.

Op weg. Zoals immer altijd, op weg, eerst via Ried naar Haag, dan weer afzien, de snelweg op: Wels, Linz, Ansfelden, Melk, en even later links af, naar het noorden en nabij Krems de oude grens over: ik was in de voormalige Russische bezettingszone, wellicht het meest onbekende stukje Oostenrijk.

De Wagram, om precies te zijn, en in Fels am Wagram vond ik de klant waar ik spullen ophaalde voor Nederland, waarna ik verder voortrolde, dwars door de streek naar 't noorden toe, een glooiende omgeving, vol met druivenvelden: Veldliner, Grüne Veltliner, met de klemtoon op de i, want die Oostenrijkers beginnen te grinniken als die rare Nederlanders doorgaans de klemtoon op de e leggen. Grüne Veldliner, en de halve wijnstreek staat er vol mee en daar, waar geen druiven staan, sierden koren en andere gewassen de heuvels. En zo snorde ik via Pulkau naar Retz, in de richting van Znojmo, maar bij het even verderop gelegen Retzbach bleek, dat de weg te klein werd voor een grote truck, zodat ik pal langs de grens tussen de beide landen Oostenrijk en Tsjechië via een "wit" weggetje naar Kleinhaugsdorf reed, pal langs het voormalige gordijn, en kwam juist door de glooiende vlakte waarover in 1946 duizenden Duits-Tsjechen gelopen hebben toen ze zonder pardon het land, hun land, werden uitgebonjourd; met achterlating van huis en haard.

Rond de middag passeerde ik de gens met het buurland, en vierde dat ik weer in Tsjechië was: ouderwetse, fatsoenlijke tweebaansweg, dwars door Znojmo, daarna de weg op naar Märisch Budvar, Moravské Budějovice, over het zinderende Moravische landschap, vol van pracht en schoonheid en om de één of andere reden wordt ik altijd blij; de vergezichten en 't was schitterend weer.

Net voor Jihlava, en de trouwe lezer herinnert het zich nog wel: Jihlava, Iglau, Gustaaf Mahler, kwam ik door het dorpje Stonařov waar ik even stil stond: Stonařov, dus hier kwam Artur Zajtich ter wereld, hier, in dit landschap groeide hij op; na enkele minuten snorde ik verder; die Artur Zajtich: hij bleek nog wel de "intelligentste" van het stel.

De reis ging voort en in de verte doemden diepgrijze wolken op, prachtige formaties: een langgerekte donkergrijze wolkslang wurmde zich onder een hogergelegen grijze massa en hield een zeker onheil in: opeens begon het plotseling onstuimig te waaien; ik ervaarde rukwind en gierende lucht en toen barste er een enorme regen los, dikke druppels, ontelbaar en de ruitenwissers maakten overuren. Een half uur, drie kwartier misschien, toen was 't over en had de inhoud van de wolkslag zich over de aarde uitgegoten en inmiddels was ik Havlíčkův Brod, tot 1945 Německý Brod geheten en in het Duits Deutsch Brod werd genoemd, (Němec is Duits, en Brod is zoals ons "foort", doorwaadbare plaats) voorbij en reed ik steeds verder naar het noorden. Even pauze, te Kolin, waar ik met de fiets een uurtje rondtrapte, een plaatje maakte van het prachtige plein in de "binnen"-stad, gelegen op een kleine heuvel, maar toen weer verder en intussen mijmerde ik: hoe iemand, toch geen domme jongen, zover heeft kunnen komen: Artur Zajtich, uit Stonařov, die met name in Nederland zijn "sporen" heeft achtergelaten.

Aanvankelijk was hij zelfs gematigd, maar in de loop der jaren werd hij steeds extremer en feller: voor ons allen een waarschuwing dat bepaalde geestelijke gifsoorten ook bij de intelligentia hun werk wel doen: gif dat het zielleleven op een kennelijk non-actief zet en waangedachten de overhand krijgen, ingewreven met doctrines, ingemasseerd met duivelse zalfolie waarvan de eerste kiemen al werden gelegd door Otto, Otto von Bismark die regeerde toen Artur geboren werd: Otto, die reeds sprak over Blut und Eisen.

Om zijn Slavische afkomst te verdoezelen wijzigde hij zijn naam in Arthur, Arthur Seyss-Inquart, of, zoals hij 't zelf schreef, Seyß-Inquart. Uiteindelijk had zijn leven, dat er zo veelbelovender had uit kunnen zien, een meer dan droevig einde: als laatste werd hij in Neurenberg opgeknoopt en als laatst gehangene sprak hij ook de laatste woorden: "Ik hoop dat deze executie de laatste daad van de tragedie van de Tweede Wereldoorlog zal zijn en dat de les die uit deze wereldoorlog geleerd is, moge zijn dat vrede en begrip tussen de verschillende volkeren moet bestaan. Ik geloof in Duitsland," en in die woorden leek een schuld, een eigen schuld door te klinken: het is bekend dat de misdadiger als één van de weinigen tot een zekere "inkeer" is gekomen.

Teruggekeerd naar de truck rolde ik verder en reisde die dag tot Nymburk, bij een klein, zoals ik het zou willen noemen, chauffeursrestaurant: er stonden drie Tjsechen en ik parkeerde ernaast. Binnen was er, naast eten, voetbal op T.V. en ik werd gedwongen mee te kijken; zag Argentinië van de ploeg uit Nigeria winnen, het elftal dat betaald wordt, direct of indirect, van ontwikkelingshulp en toevallig: uit Nymburk waar ik toef kwam František Fadrhonc. Kent u hem nog? Jawel, een Oostenrijkse Hongaar uit Tsjechië die in 1946 naar Nederland kwam en het heeft geschopt tot trainer van het Nederlands Elftal dat in 1972 tot in de finale kwam. Nee, ik weet weinig van voerbal, maar dit nu even wel.

Aldus schreef ome Willem.
---